De bond baseert zich op een uitspraak van het College voor de Rechten van de Mens (voorheen Commissie Gelijke Behandeling) in de zaak van een jonge soldaat die in het weekend thuis is bij zijn vader. De man krijgt niet dezelfde vergoedingen als zijn collega’s die in het weekend bij hun eigen gezin zitten.

Het college oordeelt dat de minister van Defensie bij de arbeidsvoorwaarden van de jonge soldaat „verboden onderscheid” heeft gemaakt op grond van zijn burgerlijke staat.

Defensie weigerde de man vrij te stellen van de kosten van legering, gaf hem geen tegemoetkoming in de kosten van voeding op de kazerne en weigerde zijn tegemoetkoming in de reiskosten te verhogen naar vier keer per vier weken. Defensie redeneerde dat ongehuwde jongeren er geen behoefte aan hebben om elk weekend naar huis te rijden.

De AFMP vond dat de man onrecht werd gedaan en legde de zaak voor aan het College. De bond is „zeer blij” met het oordeel van het College, dat een zwaarwegend advies is aan Defensie, maar niet juridisch bindend.

Defensie laat weten de uitspraak van het College te bestuderen.