„Ondanks gekissebis is zuil toch mooi”
GOUDA – „Het probleem zit niet in de zuil, maar in de kerkelijke cultuur.” Dat zei historicus A. A. van der Schans woensdag tijdens een discussieavond over de stand van zaken in de reformatorische zuil.
Met zijn boek ”Up to date gereformeerd” gooide Johan Schouls, godsdienstdocent aan scholengemeenschap Pieter Zandt in Kampen, onlangs de knuppel in het hoenderhok. Schouls meent dat het einde van de reformatorische zuil nabij is.
Er kwam in de Pauluskerk in Gouda, waar ongeveer honderd belangstellenden heen waren gekomen, nogal wat kritiek op zijn boek. De bijeenkomst was georganiseerd door de uitgever van het boek, Brevier in Kampen, en door boekhandel Smit uit Gouda.
Pieter Rouwendal van Brevier merkte op dat „we dergelijke discussies in onze kring niet zo gewend zijn. We zijn het liever met elkaar eens, maar als we het niet met elkaar eens zijn, kunnen we niet meer door één deur.”
Persoonlijke godsvreze
Behalve waardering uitten de sprekers ook kritiek. P. Verhoeve, burgemeester van Oudewater, vond het boek „een aardige thermometer, maar weinig thermostaat.” Hij miste aandacht voor de sacramenten, voor de persoonlijke godsvreze en voor gezinnen.
Als groot pijnpunt van de gezindte noemde hij het geaccepteerd hebben van het onbekeerd zijn, de onderwaardering van de doop, het weinige missionaire bewustzijn, de eigen (kleding)-codes en het materialisme.
Toch ziet hij de gereformeerde traditie als een kans, mede door het feit dat jongeren gemakkelijker over kerkelijke verschillen heenstappen dan ouderen.
Ook Van der Schans, docent aan Driestar Hogeschool in Gouda, stelde de kerkelijke cultuur onder kritiek. „De zuil is een zegen”, vindt hij. „Het probleem zit in de kerkelijke cultuur. We worden geen betere christen als we midden in de wereld in de modder gaan staan.”
Hij hoopt dat Schouls in het volgende boek meer schrijft over wat er concreet gedaan kan worden.
Therapeutisch boekje
Het hardst was de kritiek van prof. dr. W. J. op ’t Hof, hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij sprak van een „modern therapeutisch boekje” dat een „profetische doordenking mist” en „achterhaald is.”
Over de gezindte zei prof. Op ’t Hof dat hij weinig merkt van een reformatorische gemeenschap. Volgens hem bevindt de reformatorische gezindte zich aan de vooravond van vervolging. „Ik denk dat we daar als gereformeerde gezindte blind voor zijn”, stelde hij. „Het gaat erom of we bereid zijn God te ontmoeten. Als mensen ons op de foto zetten omdat we naar de kerk gaan, zijn we dan bereid om smaadheid te dragen?”
Als positief punt van de gezindte noemde hij het buigen voor het gezag van de Bijbel. „Al vechten we elkaar de tent uit als het om de kerk gaat, toch staat het Bijbelgezag vast en is dat onopgeefbaar.”
Schouls zei in een reactie dat het boek bedoeld is voor leidinggevenden in de gezindte, met het oog op jongeren. „Ik hoop dat zij de jeugd gaan begrijpen en zo de kloof gaan dichten tussen de cultuur waarin de jongeren leven en die van de ouderen.”
Verdrukking
Als grootste bedreiging voor de reformatorische gezindte noemde hij niet de kans op vervolging, maar de heersende cultuur. „Of er verdrukking komt, weet ik nog niet, maar ik weet wel dat de huidige cultuur doordringend is. We moeten dubbel luisteren, naar de Bijbel en naar de cultuur, en vanuit deze dubbele luisterhouding een brug slaan.”
Pelgrimskleren
Schouls vroeg mildheid voor zaken waarover verschillend gedacht kan worden, zoals de kleur van de kleren: „Geen zwarte kleren, maar pelgrimskleren.”
Als minpunt van de gezindte noemde de auteur het verschil tussen de beleden Bijbelse waarden en de toepassing ervan in de praktijk. De docent ziet wel wat in een soort Haamstedeconferentie voor niet-predikanten.
Tijdens de discussie die volgde riep burgemeester Verhoeve op tot ootmoed. „We zien weinig ootmoed bij veel leiders in de gezindte als het gaat om hun eigen mening”, stelde hij.
Van der Schans uitte een hartenkreet: „Ik begrijp niet dat we nu meesmuilend zitten te doen over dat waar we vroeger voor geknokt hebben. Ondanks al het gekissebis is er toch iets moois ontstaan.”