Veredelaars: Ruime kwekersvrijstelling
DEN HAAG – Een beperkte kwekersvrijstelling in de Rijksoctrooiwet is absoluut onvoldoende om kwekers de gelegenheid te geven plantenrassen verder te ontwikkelen.
Die stelling betrokken woensdag Veldhuyzen van Zanten (werkzaam bij sierteeltzadenbedrijf Royal Van Zanten) en Tax (van groentezadenbedrijf Rijk Zwaan) in een hoorzitting in de Kamer over de kwekersvrijstelling.
De Kamer had dat rondetafelgesprek georganiseerd ter voorbereiding op het debat over een wetsvoorstel dat voorziet in een beperkte kwekersvrijstelling.
Met zo’n vrijstelling kunnen plantenveredelaars plantmateriaal waarop een octrooi rust gebruiken voor veredeling. De veredelaar mag een nieuw ontwikkeld ras dan echter niet vermarkten zonder toestemming van de octrooihouder indien het ras nog een of meer eigenschappen bevat die onder de werking van het octrooi vallen.
De voorkeur van de Kamer gaat uit naar een volledige kwekersvrijstelling. Daarbij is de veredelaar vrij materiaal te gebruiken voor verdere veredeling en om zijn eindproduct vrijelijk te mogen beschermen en vermarkten.
Oosting van advocatenkantoor Hogan Lovells benadrukte woensdag tegenover de Kamer dat een kwekersvrijstelling nodig is om toegang tot biologisch materiaal te bewerkstelligen.
Dat is belangrijk, stelden de voorstanders van de kwekersvrijstelling, om te waarborgen dat de voedselvoorziening en voedselzekerheid niet in het gedrang komen. Nu wordt die potentieel bedreigd doordat een handjevol grote bedrijven, waaronder Syngenta, via octrooien steeds meer zeggenschap krijgen over planten- en dierenrassen.
Meijerink (Syngenta) waarschuwde de Kamerleden juist dat een volledige kwekersvrijstelling zal leiden tot „aanzienlijke achteruitgang in innovatie.” De grote bedrijven zullen zich dan namelijk minder snel wagen aan peperdure onderzoekstrajecten. „Dat bevordert zeker niet de voedselzekerheid.”