Commentaar: Grotere gemeenten niet alleen maar voordeel
Zowel in Noord-Holland als in de Alblasserwaard en op Goeree-Overflakkee worden er woensdag gemeenteraadsverkiezingen gehouden. De reden is dat de bestaande, kleinere gemeenten zullen opgaan in nieuwe, grotere. Dat moet vermindering van financiële uitgaven aan bestuur en vergroting van de slagkracht van de gemeentelijke overheid opleveren.
Of de nieuwe fusiegemeenten Schagen, Molenwaard en Goeree-Overflakkee toekomen aan een zilveren jubileum zal de toekomst moeten uitwijzen. In ieder geval is dat een gewettigde vraag als men in ogenschouw neemt dat geen van de drie nieuwe gemeenten voldoen aan de toekomstplannen die het kabinet heeft gemaakt. Dat wil –op termijn– gemeenten van minimaal 100.000 inwoners. In de drie fusiegemeenten reikt het inwonertal nog niet tot de helft.
Tegelijk moet worden bedacht dat die kabinetsplannen nog lang niet zijn uitgewerkt, nog niet door het parlement zijn en ook nog geen breed draagvlak hebben bij de bevolking. De regering beseft zelf dat het terugbrengen van de 415 gemeenten tot goed honderd een mega-operatie is die veel tijd, geld en inspanning vergt. Dus al te veel zorgen maken dat er spoedig een nieuwe fusie volgt, is nog niet nodig.
Intussen is het wel zo dat aan die plannen dezelfde gedachte ten grondslag ligt als aan de herindeling die woensdag haar beslag krijgt door middel van de gemeenteraadsverkiezingen. Men gaat uit van de veronderstelling dat grotere gemeenten goedkoper en slagvaardiger zijn.
Dat fusies geld opleveren, is een aanname die zowel in het bedrijfsleven als bij de overheid lang niet altijd uitkomt. Onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen wees uit dat gemeentelijke fusies soms meer geld kosten dan dat ze besparingen opleveren. Die studie verdween echter op het ministerie in een bureaula omdat het niet paste in het fusiestreven. Op zijn minst zijn er daarom vraagtekens te zetten bij het financiële argument.
Dat grotere bestuurlijke eenheden slagvaardiger kunnen zijn omdat ze expertise in huis hebben die kleinere gemeenten niet kunnen betalen, zal niemand kunnen ontkennen. Maar de vraag is of fuseren de enige optie is om bestuurlijke deskundigheid efficiënt te kunnen inzetten. Zou onderlinge samenwerking ook niet een mogelijkheid kunnen zijn?
Groot bezwaar tegen het vormen van grote gemeenten is dat daardoor de kloof tussen bestuur en burger kan toenemen. Het valt niet te verwachten dat wanneer het gemeentehuis in het eigen dorp gesloten wordt en men voor bestuurlijke kwesties 20, 30 kilometer verderop moet zijn, de binding net zo sterk of sterker is. Evenzo ligt het voor de hand dat raadsleden die uit geheel andere dorpskernen komen, minder bekend (en daardoor minder toegankelijk) zijn dan de volksvertegenwoordigers die zoals voorheen uit het eigen dorp kwamen.
Tweede punt is dat het nogal eens voorkomt dat de kleine kernen, vaak hechte gemeenschappen met eigen tradieties, worden overvleugeld door de grote broer waar dan meestal ook het nieuwe bestuurscentrum wordt gevestigd. Dat versterkt de gemeentelijke eenheid bepaald niet.