Toeristische trekpleister in Nepal
Waarom hebben toeristen eigenlijk geen zetel bij de Verenigde Naties? Omdat ze met z’n allen geen nationale staat vormen. Dat zal waar zijn, toch vormt die enorme schare van vakantiegangers, die lappendeken van talen en culturen, zo langzamerhand een denkbeeldige natie van wereldburgers die zich internationaal best wat meer mag presenteren. Want het is een natie die geniet van de natuur als hoogste goed en waar burgers, ondanks hun onderlinge verschillen, allemaal dezelfde kant opkijken. Zeg nou zelf: zo’n land heeft toch een boodschap voor de wereld?
Datzelfde geldt ook vanwege de kunst van toeristen om de toestand in een land terug te brengen tot die van rustoord en plek van zuiver genot. Toeristen hebben immers niets met politiek geruzie, met sociale ellende, stank en overlast.
Dus wie bij het zien van de toppen van de Himalaya, zoals hier langs het Phewameer, bij de Nepalese stad Pokhara, begint over armoede, hindoeïstisch veelgodendom, corrupte bestuurders en noem alle ellende maar op die óók bij Nepal hoort, die moet gauw terug naar huis, is toerist af.
In het opzijzetten van wat bezorgd maakt en van wat scheiding brengt, en in het cultiveren en vieren wat bindt en verheugt, daar zijn toeristen goed in. En daarom kan het zomaar gebeuren dat bij dit meer in Nepal een Palestijnse toerist naast een Israëlische foto’s staat te nemen.
Is dat enkel gezamenlijk genieten? Of is het ook gezamenlijk oefenen in relativeren? Dat laatste is het zeker ook. En juist daarom verdienen ze een plek bij de VN, die toeristen.