Hazenpreek
Het donkerebomenbos rondom ons Ardennenhuis is in de rui. In hoog tempo verliest het zijn bladerdak. Een baaierd aan kleuren tuimelt omlaag. Vandaag is het bos gesloten. Dat kan hier. Een eenvoudige mededeling aan het begin van het bospad volstaat. ”Interdit: Chasse”. Waren onze kanselafkondigingen nog maar zo kort en krachtig!
Vandaag is de ons omringende natuur dus jachtterrein. Nou ja, natuur, cultuur komt dichter bij de werkelijkheid. Het woud is productiebos. Het gaat primair om de houtkap. Maar tussen de stammen scharrelt van alles en dat wriemelende leger moet in de hand gehouden worden.
Hoors schallen, honden bassen. Na enige tijd klinkt er een schot, en nog een en weer een. Ik kan voor al die woudbewoners slechts hopen op kromme lopen en haperende trekkers.
Zo’n jachtpartij is overigens buitengewoon leerzaam. Ik liet me vertellen dat een goed jager niet op alles tegelijk schiet. Wie watertandt bij de gedachte van een stukje hazenbout op zijn bord, moet de fazanten en de patrijzen laten lopen om de hazen niet te verjagen.
Zo nu en dan gedragen we ons allemaal als jager. Kerkgangers zitten achter de beste dominees aan. Voor de scriba’s opent binnenkort het jachtseizoen weer, althans in mijn kerk. In de vroege ochtend van de tweede januari klinkt meestal het eerste schot. „Bent u bereid volgend (!) jaar een beurt bij ons te vervullen?”
Maar ook dominees jagen. Meestal niet vanaf een jachtstoel in het bos. Ze hebben er een eigen plankier voor, de preekstoel. Ik moet toegeven dat wij nog wel eens met losse flodders schieten. Lege, gestorven woorden en voorspelbare preken. Niet minder erg dan hol en vroom gezwets. Prima ter bevordering van de geduchte kerkslaap. Men zegt dat op plaatsen zelfs de duivel onder zeil gaat. Ik weet dat niet, het zou kunnen. Maar ter zake. Nadat ik mijn eerste preek had gehouden –het jachtterrein lag in Wageningen, waar ik ooit vicaris was– keerde ik niet geheel ontevreden over eigen verrichtingen terug bij mijn leermeester. Zijn eerste schot was een voltreffer. „Denk jij dat je de eerste en de laatste bent die hier preekte?”
Die zat. Je kunt namelijk niet alleen te weinig zeggen, je kunt ook te veel (willen) zeggen. Preken is keuzes maken. Schiet ik vandaag op fazanten, zwijnen of hazen?
„Dominee”, probeerde onlangs iemand nog, „ik miste iets in uw preek.” Wat? „Patrijzen.” Klopt. Ik schoot vandaag op hazen.
Maar zag u ook dat Lam dat ik aan uw voeten legde? U struikelde er toch niet over?