Johan Stekelenburg (1942-2003)
Begin januari werd hij nog gepolst voor het premierschap, mocht de PvdA onder leiding van Bos de meerderheid behalen. Op dat moment was Johan Stekelenburg echter al ziek. De slokdarmkanker die zich bij hem had geopenbaard, heeft de burgemeester van Tilburg binnen een jaar geveld.
Johan Stekelenburg, die 61 jaar werd, was een krachtige persoonlijkheid, een harde werker en een doorzetter. In het jaar van zijn ziekte werkte hij, tussen de chemokuren door, nog zo veel als mogelijk was. Pas vorige week woensdag legde hij officieel zijn werkzaamheden als burgemeester neer. En zelfs toen heette dat in de officiële verklaring nog „voorlopig.”Toch zijn dit niet de eigenschappen die de inwoners van Tilburg zich het meest zullen herinneren. Dat zijn veeleer zijn vriendelijkheid, toegankelijkheid, gemoedelijkheid en jovialiteit. Uitstekende eigenschappen voor een burgervader. Stekelenburg kon mensen bij een eerste ontmoeting de indruk geven dat hij hen al jaren kende.
Toen hij in 1997 leiding mocht gaan geven aan de zesde stad van Nederland, was het oordeel over hem gemengd. Hij mocht dan een grote staat van dienst hebben in de vakbeweging en bekendstaan als een aimabel mens, maar had de plooibare onderhandelaar ook een visie op de stad? Zou hij daadkracht kunnen tonen? Die kritiek is in de loop der jaren weggeëbd. Stekelenburg trad stevig op bij voetbalrellen in de stad en kondigde, nog begin deze maand, een „keiharde aanpak” aan van criminele jongeren na gewelddadige rellen met Antillianen. Zijn vermogen om tegenstellingen te overbruggen bleek hem ook als burgemeester uitstekend van pas te komen.
Realistisch, irenisch en pragmatisch: dat zijn de karaktertrekken die hem ook in zijn 31-jarige carrière als vakbondsman typeerden. Een echte straatvechter is hij in die functie nooit geweest. Eerder geldt hij als een meester in het sluiten van polderakkoorden. Het is niet toevallig dat juist in de tijd dat Stekelenburg bij de FNV de hoogste functie bekleedde (1988-1997), deze vakbond gaandeweg zijn ideologische veren verloor.
Zo werd uitzendwerk niet meer als minderwaardig beschouwd, werden samen met de werkgevers milieuconvenanten gesloten en verdedigde Stekelenburg in 1991 in eigen persoon de stelling dat een arbeidsongeschikte hoogleraar niet alleen verplicht was ander werk op hetzelfde niveau te aanvaarden, maar ook werk op lagere niveaus. Vaak werd Stekelenburg door zijn organisatie naar de onderhandelingstafel gestuurd met een stakingsdreiging op zak; slechts zeer zelden sprak hij die daadwerkelijk uit.
In de landelijke politiek was de uit een hervormd gezin afkomstige vakbondsman lange tijd een grote belofte. In de tijd dat de PvdA naarstig zocht naar een opvolger voor Kok, werd zijn naam regelmatig gefluisterd. Het werd echter niet de warme, charismatische zoon van een metaalarbeider, maar de koele, intelligente kapperszoon uit Gouderak. Het nadeel van Stekelenburg zou zijn dat hij veel minder dossierkennis had dan Melkert en beduidend minder Haagse ervaring.
Dat gebrek aan ’haagsheid’ veranderde begin dit jaar in een voordeel. Toen door Fortuyn de Haagse kaasstolp zwaar onder vuur was komen te liggen en de PvdA door de opkomst van Bos op korte termijn een premierskandidaat nodig had, kwam de authentieke Stekelenburg haast vanzelf in beeld. Het is uiteindelijk niet van betekenis gebleken. De PvdA koos Job Cohen, maar mocht ten slotte niet meedoen met het uitdelen van ministersposten. En Stekelenburg ging het zwaarste en laatste jaar van zijn leven in.
Overigens was het, strikt genomen, niet zo dat hij helemaal geen Haagse ervaring had. Vanaf 1999 was hij regelmatig aan het Binnenhof te vinden, zij het aan de schaduwrijke kant, namelijk die van de Eerste Kamer. Ook daar toonde hij zich geen man van grootse visies en ideologische vergezichten. Gewoon doen en aanpakken, was het motto van levensgenieter Stekelenburg.
Dat betekent niet dat hij ideologisch gezien niet wist waar hij stond. In het debat over zondagsarbeid stond hij zijn mannetje. Scherp kritiseerde hij ruim een jaar geleden de opstelling van het CDA, dat in de Senaat het wetsvoorstel-Bussemaker/Van Dijke vertraagde door onnodig advies te vragen aan de SER. „Het CDA loopt op deze wijze weg voor de eigen verantwoordelijkheden. Zelfregulering weegt ook voor mij, als oud-vakbondsman, zwaar. Maar als sociale partners ergens niet uitkomen dan moet je als politicus het lef hebben knopen door te hakken”, aldus de PvdA’er in juni 2002.