Diepgelovige heldin krijgt alsnog onderscheiding Yad Vashem
Ergens in het voorjaar van 2009 meldde zich een vrouw uit Barneveld, vergezeld van haar man, bij uitgeverij De Banier met in een plastic tas een manuscript over een verzetsheld op de Veluwe. Die held was haar vader. Hij stond in zijn woonplaats Garderen bekend als ”Berend de stroper”, of op zijn Veluws ”de streuper.” Het best is hij te omschrijven als type ruwe-bolster-blanke-pit. Dat stropen is natuurlijk niet goed te praten maar het zat in zijn genen. Dat kon hij gewoon niet laten. Wat overheerst, is dat hij in de Tweede Wereldoorlog menigeen gered heeft van een wisse dood. Hij behoort tot de vele stille helden die eigenlijk een standbeeld verdienen.
Berend van Looijengoed, wat zo heette hij, was bevriend met het hoofd van de christelijke school, meester Van Malkenhorst, die eveneens tot het verzet behoorde. Na de oorlog vertrouwde hij hun gezamenlijke belevenissen aan het papier toe. Van uitgeven was het nooit gekomen, totdat Berends dochter, die een kopie van het manuscript bezat, een oproep in het RD las om oorlogsverhalen in te sturen. De Banier liet het alsnog in druk verschijnen en kreeg daar geen spijt van. Velen op de Veluwe (en daarbuiten) kennen het boek inmiddels.
In dat boek gaat het zijdelings over een onderduikhol op het landgoed Zonneland, eveneens in Garderen. Dat verhaal fascineerde me. Ik kwam terecht bij een weduwe in Amersfoort die haarfijn wist hoe het zat. Deze week heb ik haar opnieuw ontmoet, maar daarover straks meer. Ze heet Els Hageman-Kuyck, maar Kuyck is niet haar ware achternaam. Haar moeder was ongehuwd en voor Els was in het ouderlijk huis geen plaats meer. Ze werd als pasgeborene afgestaan aan een tehuis voor pleegkinderen in Santpoort. Daar werd ze liefderijk opgevangen door de directrice van het tehuis, Jacqueline Kuyck. Zij was helemaal verrukt van Els en adopteerde haar als dochter.
Die directrice was afkomstig uit een rijke baptistenfamilie uit Amsterdam die Jacqueline geld had gegeven om in de Noord-Hollandse kuststreek een instelling voor liefdadigheid te beginnen, De Lichthoeve. Het tehuis werd behalve door Jacqueline gerund door ene Nette Verkerk. In 1942 verkaste de hele instelling om veiligheidsredenen naar Garderen. Daar hadden de dames Kuyck en Verkerk een optrekje, het eerder genoemde Zonneland. De pleegkinderen konden ze kwijt in een naburige villa die ze gratis mochten gebruiken. Onder de kinderen bevonden zich dertien Joodse baby’s en peuters. Dat was bloedlink. De twee dames riskeerden voor dat Joodse grut hun leven. Nadat Jacqueline door een boswachter was benaderd met de vraag of zij verzetsmensen en onderduikers kon plaatsen, liet ze op haar landgoed een hol graven. Daar vonden tien jonge kerels onderdak. Zij voerden vandaar uit nachtelijke acties uit. Jacqueline speelde hoog spel. Ontdekking van het hol en zijn bewoners betekende standrechtelijke executie. En op een haar na was dat ook gebeurd. Het was dat een ‘goede’ politieman Jacqueline tijdig waarschuwde voor een inval van de beruchte SD, anders zou ze het zeker niet hebben overleefd. Dankzij de tip kon het hol de nacht voor de inval worden ontruimd. De Duitsers visten tot hun woede achter het net maar namen wel Jacqueline mee. Net als haar jongens had ze kunnen ontsnappen maar ze voorzag dat de Duitsers naar haar op zoek zouden gaan en dan allemaal kindertjes met zwart haar in de naburige villa zouden aantreffen. Ze verbleef in Apeldoorn in de gevangenis en in het ziekenhuis, en ook daar had ze met hulp van een verpleegkundige kunnen vluchten. Maar ook dat deed ze niet omdat ze dan opnieuw de levens van de Joodse kindertjes in de waagschaal zou stellen. Gelukkig heeft Jacqueline het gered.
Na de oorlog hernam het leven alweer snel zijn gewone gang. Dochter Els trouwde met een van de onderduikers, de Joodse kindertjes konden terug naar hun ouders of naar andere gezinnen en ook in het tehuis werd de draad weer opgepakt. Toen Jacqueline 75 werd, is er nog een keer een reünie geweest waarbij vrijwel alle onderduikers uit het hol aanwezig waren en dat was het. Jacqueline overleed in 1973 op 81-jarige leeftijd.
Vorig jaar schreef ik over Jacqueline in Terdege. Bij de voorbereiding had ik contact met een van de weinige Joodse kinderen die nog in leven zijn, een dame die nu in Israël woont. Toen zij weer met het verleden werd geconfronteerd, vroeg zij zich af hardop af waarom Jacqueline en Nette nooit waren voorgedragen voor een Yad Vashemonderscheiding. Ze bond de kat de bel aan en na het nodige onderzoek viel er een positieve beslissing. Dinsdag mocht de 86-jarige Els Hageman-Kuyck de onderscheiding namens haar overleden moeder in de Portugese synagoge in Amsterdam in ontvangst nemen. Jacqueline en Netta worden nu door de Israëlische regering gerekend tot ”de rechtvaardigen onder de volkeren”. Jacqueline was een diepgelovige vrouw. Het begrip “rechtvaardige” had daardoor in die eeuwenoude synagoge een dubbele betekenis. Het was om kippenvel van te krijgen.