We kunnen minder kopen, ook nu al
Er is de laatste weken volop discussie geweest over de koopkracht. Daarbij ging het om de effecten in de toekomst van de zorgpremies, van maatregelen uit het regeerakkoord. Maar ook nu al staat de bestedingsruimte onder druk. De inflatie heeft het hoogste peil in tien jaar bereikt.
Toch vormt de omvang ervan vandaag de dag niet echt een punt van zorg. Enkele decennia geleden was dat wel anders, met bijvoorbeeld tussen 1970 en 1980 een gemiddelde van zo’n 7 procent per jaar. In die situatie verschrompelt de waarde van je geld snel.
In het jaarverslag van De Nederlandsche Bank over 1980 constateert scheidend president Zijlstra: „Thans zien wij een bedenkelijke prijsinflatie die zich met een blijkbaar niet te overwinnen hardnekkigheid in onze economie heeft genesteld.” De oliecrisis, met de enorme prijsverhogingen die de OPEC, als kartel van olieproducerende landen, de rest van de wereld oplegde, speelde daarbij een belangrijke rol.
Percentages zoals toen lijken nu welhaast ondenkbaar. Of we blij moeten zijn met de euro, daarover zullen de meningen –tegen de achtergrond van de heftige problemen in de zuidelijke regio’s– verschillen. Maar het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) kunnen we in ieder geval aanmerken als onmiskenbaar succesvol. Deze instelling waakt sinds 1999 over het prijsverloop binnen de muntunie. Dat is haar voornaamste taak. Zij wist tot dusver ontsporingen te voorkomen. Als de inflatie aantrekt, moet zij de rente opschroeven, waardoor lenen duurder wordt. Dat zet een rem op de vraagzijde van de economie.
Handhaving van prijsstabiliteit wil concreet zeggen dat de ECB zich erop richt dat de inflatie de 2 procent niet overschrijdt. Ze mag ook weer niet te ver beneden dat plafond blijven, zo is daar in 2003 aan toegevoegd. Dit laatste hield de introductie in van een veiligheidsmarge tegen het gevaar van juist dalende prijzen ofwel deflatie, want als dat fenomeen optreedt, stellen mensen voortdurend aankopen uit en dat schaadt de groei.
Critici van de wijze waarop de ECB probeert de acute dreiging die voortvloeit uit de schuldencrisis in het eurogebied weg te nemen, waarschuwen trouwens dat de inflatie op enig moment stevig kan aanwakkeren. Frankfurt heeft de afgelopen twaalf maanden met onorthodoxe maatregelen de geldkraan wagenwijd opengezet. Zolang de conjunctuur zwak is, komen die extra middelen niet tot besteding, maar als het tij keert, verandert dat en wordt de geldontwaarding wellicht opgestuwd.
Een week geleden meldde het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat vorige maand in ons land de prijzen voor consumenten 2,9 procent hoger waren dan een jaar eerder. Voor hetzelfde bedrag hebben we minder boodschappen in het winkelwagentje. Het betekende een scherpe stijging, want in september bedroeg het inflatietempo 2,3 procent. De verklaring ligt voor de hand: per 1 oktober ging het hoge btw-tarief van 19 naar 21 procent. Gecorrigeerd voor productgebonden belastingen trad dan ook geen versnelling op, maar zelfs een vertraging, van 2,1 tot 2,0 procent.
De consumentenprijsindex (CPI), zoals het officieel heet, wordt berekend aan de hand van een pakket goederen en diensten zoals dat gemiddeld wordt aangeschaft door de huishoudens. Zo weegt brood voor 2,2 procent mee, het verzekeringspakket voor 3,5 procent, woningreparatie voor 1,3 procent, gas voor 3,2 procent en niet-verzekerde gezondheidszorg voor 1,1 procent.
Om de gang van zaken in de diverse landen te kunnen vergelijken, maakt Eurostat, het EU-bureau voor de statistiek, gebruik van een geharmoniseerde index, aangeduid als de HICP. De samenstelling van dat pakket wijkt af van dat van het CBS. Volgens de Europese maatstaf viel de inflatie in oktober op jaarbasis nog forser uit: 3,3 procent, het hoogste cijfer sinds 2002 en ver boven de 2,5 procent die donderdag voor de eurozone als geheel werd gemeld.
Inflatie naar boven, koopkracht onder druk. De cao-lonen stijgen dit jaar met 2 procent, dus hebben werknemers bijna 1 procent minder te besteden. En de rente is zo laag dat die de waardevermindering van spaartegoeden niet compenseert. Het zijn allemaal gemiddelden, iemands individuele situatie kan geheel anders uitpakken.
Het algemene beeld is echter duidelijk: inleveren, erop achteruitgaan. Dat zal de komende jaren voor de meesten ook zo blijven.