Cultuur & boeken

Biograaf Eusebius weet niet één slechte eigenschap van Constantijn te noemen

Bisschop Eusebius van Caesarea schildert in zijn ”Vita Constantini” in heldere kleuren het leven van zijn tijdgenoot Constantijn de Grote. De eerste christelijke keizer was genereus, rechtvaardig en vroom en vervulde een centrale rol in het heilsplan van God. Het boek is na zeventien eeuwen voor het eerst in het Nederlands vertaald en uit­gegeven.

Maarten Stolk

16 November 2012 15:53Gewijzigd op 15 November 2020 00:18
Prof. dr. Pieter W. van der Horst: „Het christelijk karakter van de Constantijns brieven is teleurstellend laag. Zonde, verzoening – je vindt er niets van terug.” Foto RD, Anton Dommerholt
Prof. dr. Pieter W. van der Horst: „Het christelijk karakter van de Constantijns brieven is teleurstellend laag. Zonde, verzoening – je vindt er niets van terug.” Foto RD, Anton Dommerholt

De levensbeschrijving van Constantijn is een vervolg op de ”Historia Ecclesiastica”, die Eusebius de titel ”vader van de kerkgeschiedenis” opleverde. De vierde-eeuwse bisschop was een heel knap stylist, zegt vertaler prof. dr. Pieter W. van der Horst, emeritus hoogleraar Nieuwe Testament, het vroege jodendom en het hellenisme aan de Universiteit Utrecht. „Maar hij had wel een beetje de neiging om wat hoog­dravend te schrijven.”

In de ”Vita Constantini” komt dat des te duidelijker naar voren. Het boek was bedoeld als lofrede, en dat is in de stijl terug te zien. Prof. Van der Horst noemt die „exorbitant, verheven in het kwadraat.”

Het was soms best een „worsteling” om recht te doen aan de auteur. „Eusebius heeft soms prachtige woordkeuzes, maar ook zinnen van wel vijftien of twintig regels lang. Dat kun je de Nederlandse lezers niet aandoen. Ik kom hun tegemoet door kortere zinnen te gebruiken, zonder natuurlijk in Donald Ducktaal te vervallen. Het lofprijzende karakter van de taal van Eusebius moet zichtbaar blijven.”

De ”Vita Constantini” is nogal omstreden als bron voor kennis over de persoon en de tijd van keizer Constantijn. Terecht?

„Eusebius geeft een extreem positief beeld van de keizer en de christianisering van het Romeinse Rijk. Wanneer hij bijvoorbeeld zegt dat de keizer vanwege zijn menselijke deugden en vroomheid het hoogst denkbare heeft bereikt wat in deze wereld mogelijk is, gaan bij een historicus wel de alarmbellen rinkelen. Als je de geschriften van niet-christelijke auteurs ernaast legt, zie je dat de regering van Constantijn zich ook kenmerkte door machtswellust en keiharde maatregelen tegen tegenstanders. Misschien zijn die bronnen ook wel wat eenzijdig, maar opvallend is wel dat Eusebius in 150 bladzijden niet één slechte eigenschap van Constantijn weet te benoemen.”

De ”Vita Constantini” is dus weinig waard als historische bron?

„Eusebius mag dan tamelijk onbetrouwbaar zijn, hij is wél onze belangrijkste bron over het leven van Constantijn. Hij geeft informatie die je elders niet vindt, en alleen daarom al is hij van het allergrootste belang. Maar als je een beeld van Constantijn wilt vormen, moet je je nooit alleen op Eusebius baseren. Kijk ook naar wat bijvoorbeeld Zosimus of Julianus de Afvallige over hem schreven. Misschien zou je kunnen zeggen dat waar positieve en negatieve beelden elkaar over­lappen, een historische kern van waarheid is te vinden.”

Dan is er over de bekering en de geloofsbeleving van Constantijn ook maar heel weinig met zekerheid te zeggen.

„We zullen nooit helemaal tot zijn hart kunnen doordringen. De vraag is natuurlijk wel wat we onder bekering verstaan. We denken dan vaak aan de apostel Paulus, wiens leven radicaal veranderde. Bij de christianisering van het Romeinse Rijk was echter veel vaker sprake van adhesie: mensen accepteerden de nieuwe God zonder hun oude goden te laten vallen.

Ik heb de indruk dat dit bij Constantijn ook zo is gegaan. Na zijn beslissende overwinning bij de Milvische brug in 312 had hij het gevoel: dit heb ik aan de God van de christenen te danken. Tegelijk zie je dat hij de zonnegod Sol blijft vereren en nog jarenlang hogepriester van het heidense priestercollege in Rome blijft. Pas na het concilie van Nicea in 325 komen er steeds meer concrete verwijzingen naar God en Christus. De veranderingen zijn allemaal heel langzaam gegaan.”

Dus misschien is het helemaal niet zo vreemd dat Constantijn zich pas aan het einde van zijn leven liet dopen.

„Nee, dat kwam wel vaker voor. Wat me dan wel weer frappeert, is de manier waarop Constantijn zijn eigen begrafenis voorbereidde. Hij liet in Constantinopel een kerk bouwen, waar in twee halve cirkels twaalf lege sarcofagen voor de apostelen stonden. Precies in het midden daarvan zou zijn eigen sarcofaag komen. Eusebius schrijft dat Constantijn daarmee voordeel hoopt te behalen van de gebeden die de mensen in deze kerk zouden opzenden. In feite wilde de keizer echter laten zien dat hij de dertiende apostel was, die het Romeinse Rijk voor het christendom had gewonnen.

Ik kan het niet hard maken, maar ik heb een vermoeden dat Constantijn zich eigenlijk als een tweede Christus zag, een door God gezonden Messias naar deze aarde. Dat kun je megalomaan noemen, maar intrigerend is het wel.”

Eusebius nam vijftien keizerlijke brieven integraal over in zijn biografie. Wat zeggen deze documenten over Constantijn?

„Het mooie van deze brieven is dat je Constantijn zelf kunt horen spreken. En dat is heel onthullend, want het christelijk karakter ervan is teleurstellend laag. Zonde, verzoening – je vindt er niets van terug. Vanuit theologisch oogpunt staat er niets in dat enige diepgang heeft.

Constantijn was een staatsman en militair, die enkel sprak over het belang van overwinnen. Het is haast verbijsterend om te lezen hoe hij in een brief aan de bisschoppen de controverse over de leer van Arius tijdens het concilie van Nicea een „onbenullige kwestie” noemt. Constantijn hamerde steeds op hetzelfde aambeeld: er was één God, één rijk, één keizer en één kerk.”

Constantijn noemt de Joden onreinen, verstandelozen, moordenaars van de Heere.

„Dat is schokkend, ja.”

Prof. Van der Horst, die in 2006 landelijk de aandacht trok omdat de universiteit delen van zijn afscheidsrede ”De mythe van het joodse kannibalisme” censureerde omdat die moslims zouden beledigen, zwijgt even. „Het ging om de paasdatum. Veel christenen in de vroege kerk vierden het paasfeest net als de Joden op de veertiende dag van de maand Nisan. Anderen vonden echter dat het christelijke en Joodse Pasen niet konden samenvallen. Zij kregen de steun van het concilie van Nicea. Constantijn had dat gewoon kunnen uitleggen, maar nee, hij gooit twee, drie pagina’s lang een emmer vol vuil over de Joden heen. Waarom doet hij dat nou, denk je dan.”

En, hebt u een antwoord?

„In de demonisering van het Joodse volk is Constantijn mede geïnspireerd door geestelijken en kerkvaders. Die dachten er vaak net zo over. In de vierde eeuw zou het antisemitisme overigens nog veel sterker worden. Iemand als Chrysostomus schreef hele preken vol met het zwartmaken van het Joodse volk.”

Heeft Constantijn het anti­semitisme in de kerk bevorderd?

„Wat de wetgeving betreft heeft Constantijn de Joden niet zo heel veel beperkingen opgelegd. Maar je kunt wel zeggen dat hij de toon heeft gezet. Constantijn heeft er zeker aan bijgedragen dat het leven van de Joden in het Romeinse Rijk steeds moeilijker werd.”

www.rd.nl/constantijn


Boekgegevens

”Keizer Constantijn. Zijn levensbeschrijving”, Eusebius van Caesarea; uit het Grieks vertaald, ingeleid en toegelicht door Jan Willem Drijvers en Pieter Willem van der Horst; uitg. Verloren, Hilversum, 2012; ISBN 978 90 8704 313 1; 179 blz.; € 20,-.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer