De prijs van een kopje koffie
Terwijl de verkoop van veel producten vanwege de crisis stagneert, groeit de wereldwijde verkoop van koffie jaarlijks met zo’n 2 procent. In opkomende economieën als India en Brazilië wordt de drank steeds populairder. Wie verdient er nu eigenlijk geld aan koffie?
De wereldkoffiemarkt in New York beïnvloedt de koffieprijzen over de hele wereld. Norbert Douqué, koffie-importeur uit Amstelveen, heeft van het volgen van de beurzen een ochtendritueel gemaakt. De prijs van koffie fluctueert enorm, onder andere door speculatie. „Maar”, zegt Douqué, „we moeten het product achter de handel niet vergeten.” Dat product heeft een lange weg achter de rug wanneer het thuis in een kopje stroomt.
In Tanzania begint een kopje koffie bij boeren met vaak een klein stuk grond. Deze boeren hebben meestal geen idee hoe de wereldwijde koffiemarkt functioneert en hoe groot hun deel is van de totale opbrengst van een kop koffie. Mwanjala Njama is manager van het Coffee Initiative in Tanzania, een organisatie die trainingen aan boeren geeft over koffieproductie en de koffiemarkt. Volgens hem verdient de boer een bedrag van ongeveer 13 procent van de uiteindelijke consumentenprijs. Catherine Murphy, die namens Cafeafrica de koffiemarkt in Tanzania stroomlijnt, bevestigt dat percentage.
In Tanzania is 90 procent van alle koffie afkomstig van kleine koffieboeren. Zij produceren kleine hoeveelheden koffie, te weinig om aan een grote handelaar te kunnen verkopen. Veel koffie wordt daarom verkocht via coöperaties, die koffie opkopen, verzamelen en in grotere hoeveelheden weer verkopen.
In het kantoortje van Gabriël, secretaris van coöperatie Koanrua in het gelijknamige plaatsje in het noorden van Tanzania, is het een komen en gaan van mensen met zakjes koffiebonen. Gabriël vertelt dat Koanrua de belangen van alle boeren in het dorp behartigt. „Samen proberen we op de veiling een goede prijs voor de koffie te krijgen.”
Voordat de koffie aan de coöperatie verkocht wordt, zit er al veel werk in de verzorging van de koffieplant en in de oogst van de koffie. Na de oogst wordt de koffie gepulpt. Het vruchtvlees wordt daarbij van de boon gehaald, waarna de boon te drogen wordt gelegd. Door het drogen ontstaat een lichtbruine koffieboon.
Veiling
Die lichtbruine koffieboon gaat naar de veiling. Hoewel ook boeren daar welkom zijn, is er niemand te bekennen. „Zodra de boer zijn koffie verkocht heeft, verliest hij het product uit het oog”, vertelt Gabriël van Koanrua.
Op de landelijke veiling van de Tanzanian Coffee Board (TCB), in Moshi, in het noorden van Tanzania, houdt Will Hobby op zijn iPad de verschillende aangeboden koffies zorgvuldig in de gaten. Hobby werkt voor internationaal koffiehandelaar Taylor Winch. Hij weet precies welke koffie hij voor welke prijs wil hebben.
„De veiling van de TCB is bedoeld om koffiehandel te reguleren, maar door de bureaucratie kan het proces vertraagd worden,” zegt koffiekenner en oud TCB-medewerker Teun Rodenhuis. Door die vertraging moet er extra geld worden gestoken in opslag en wordt de koffie minder vers. „Dit gaat ten koste van de boer.” Koffiekenner en handelaar Bill Harris bevestigt dat snelheid belangrijk is. „Boeren vergeven het de handelaar niet als de koffie lang ligt opgeslagen. Elke kostenverhoging in het proces komt vanwege vaste marges op het bordje van de boer.”
Voordat de koffie geëxporteerd kan worden, moet er wel nog het een en ander gebeuren met de boon. In een fabriek wordt de koffie op grootte gesorteerd en wordt het zilvervlies van de boon verwijderd. Zo blijft er een groene koffieboon over die klaar is voor de export. Grote handelaren als Taylor Winch hebben een eigen fabriek in Tanzania waar ze de gekochte koffie kunnen verwerken. Kleinere spelers brengen hun koffie naar een fabriek van de Tanzania Coffee Curing Company.
Catherine Murphy van Cafeafrica zegt dat in dit totale handels- en verwerkingsproces ongeveer 10 procent van de consumentenprijs zit. Handelaren kunnen of willen dit percentage niet bevestigen vanwege „enorme prijsverschillen.” Behalve om verwerkingskosten gaat het hier ook om de kosten voor transport van de koffie naar de handelaar, naar de haven en naar bijvoorbeeld Europa. Importeur Douqué: „Ik ben blij als ik 0,5 procent overhoud.”
Brander
Bij koffiebrander Simon Lévelt in Haarlem komt de koffie groen binnen en gaat donkerbruin weer naar buiten, klaar om geconsumeerd te worden. Volgens de berekeningen van Murphy, die door meerdere deskundigen bevestigd zijn, krijgt de koffiebrander ongeveer 43 procent van de koffieprijs. Wies Reith, woordvoerster van de koffiebrander, kan of wil in eerste instantie geen percentages noemen: „Een indicatie is hier onmogelijk van te geven, er zijn zo veel verschillende koffies.” Later noemt ze een percentage van 25.
Ten slotte vermeerdert de prijs van koffie volgens Murphy nog met 34 procent in de stap van supermarkt naar consument. Een kopje koffie kost dan uiteindelijk zo’n 5 à 6 cent, weet Douqué. Volgens deze percentages komt daarvan een halve cent per kopje bij de boer terecht.
De journalistieke reis voor dit artikel werd mogelijk gemaakt door stichting Lokaalmondiaal.
Educatie voor boeren belangrijker dan prijszekerheid
Het kopen van een pak koffie met een fairtradekeurmerk geeft een goed gevoel. Je zorgt voor een mooie prijs voor de koffieboer en bestrijdt daarmee armoede.
Maar is een kunstmatige prijs wel de beste vorm om armoede te bestrijden? Koffiedeskundigen in koffieland Tanzania denken daar heel anders over. Meer koffie produceren, luidt hun devies.
De Amstelveense koffiehandelaar Norbert Douqué is medeoprichter van het Nederlandse fairtradekeurmerk Max Havelaar. Hij vindt het nobel om boeren een goede prijs te geven, maar maakt kanttekeningen. „Er bestaat een oerwoud aan regels voor allerlei verschillende keurmerken. We moeten weer met beide benen op de grond komen. Dit werkt niet.”
Een fairtradekeurmerk zorgt voor een eerlijke prijs voor koffieboeren. Het beetje extra dat de consument betaalt voor een pak fairtradekoffie komt direct ten goede aan de koffieboer. Bij het kopen van een pak koffie kan de consument dus zelf de keuze maken om boeren al dan niet te steunen door middel van een hogere prijs.
Bill Harris, koffiehandelaar en vicevoorzitter van het Tanzania Coffee Research Institute (TaCRI), is geen voorstander van kunstmatig hogere prijzen voor boeren. „Door prijsafspraken vernietig je de markt. Op korte termijn is dat goed voor boeren, maar op lange termijn is het niet vol te houden.”
Harris komt met het alternatief om boeren beter en meer te laten produceren. Meer bonen is meer inkomsten, redeneert de koffiekenner. „Het ontbreekt koffieboeren aan kennis over hun koffie. Onder ideale omstandigheden kan een boer wel tien keer zo veel bonen van een koffieboom halen.” Ideale omstandigheden zijn een utopie. Maar met een paar simpele trucs kunnen boeren volgens Harris veel meer bonen oogsten.
Harris geeft een concreet voorbeeld van zo’n truc: „Eén keer in de twintig jaar moet een koffieplant helemaal afgezaagd worden, zodat er een nieuwe plant ontstaat. Maar dan heb je twee jaar geen bonen en dus geen inkomsten. Daarna levert dezelfde boom veel meer koffie op. Een wat minder heftige ingreep is het gebruik van de juiste bemesting op het juiste moment.”
Catherine Murphy, manager van koffieontwikkelingsproject Cafeafrica, is eveneens tegenstander van een kunstmatige prijs. „Het is beter om naar een langetermijnoplossing te zoeken.” Murphy ziet kansen voor een betere productie. „Wanneer boeren meer greep op hun plant krijgen, kunnen ze meer en beter produceren. Hun inkomen zal dan automatisch stijgen.”
De wereldwijde ontwikkelingsorganisatie Technoserve draagt met zijn Coffee Initiative bij aan kennisverbetering bij boeren. Mwanjala Njama leidt het project. „Door onze training kan een boer vijf tot zes keer meer koffie produceren. De koffieprijs fluctueert enorm, maar een halvering van de prijs levert in zo’n geval nog steeds een veel hoger inkomen op.”
Meer koffie produceren dus, maar wie gaat die koffie kopen? Omdat de koffievraag jaarlijks stijgt, zou een stijgend Tanzaniaans aanbod geen probleem zijn voor de prijs. Extra aanbod van kleine boeren in Tanzania heeft geen direct effect op de wereldprijs. „Zelfs als alle kleine boeren in Tanzania meer koffie gaan produceren heeft dat geen invloed op de wereldprijs”, aldus Murphy.
Woordvoerster Jenna Heysters van Stichting Max Havelaar laat weten dat boeren de extra prijs via fair trade juist voor training en betere omstandigheden voor hun koffie kunnen inzetten. „Wij geloven dat boeren zelf het best weten waar ze de premie voor kunnen gebruiken. Fair trade wil voor een combinatie van de twee zorgen: meer productie op basis van prijszekerheid”, aldus Heysters.