Klas overslaan voor leerling is noodmaatregel
Wanneer kan een kind een groep overslaan? Is het de oplossing voor leerlingen die gedemotiveerd zijn voor hun schoolwerk omdat ze er geen uitdaging meer in zien? Of levert het alleen maar problemen op, bijvoorbeeld op sociaal-emotioneel gebied?
Gemiddeld slaat 1 op de 25 kinderen een klas over op de basisschool. Jojanneke Nijsse, intern begeleider (ib’er) op de reformatorische Verhoeff Rollmanschool in Bodegraven, probeert dit zo veel mogelijk te voorkomen. Ze stelt dat scholen zich er zo goed mogelijk voor moeten inzetten om ook hoogbegaafde kinderen in de eigen groep te laten blijven. „Het is belangrijk voor het kind dat het bij zijn leeftijdsgenoten kan blijven. Een kind kan wel hoogbegaafd zijn, maar het is de vraag op welk niveau hij of zij sociaal-emotioneel functioneert.”
Op de Verhoeff Rollmanschool wordt al vanaf de kleutergroepen aandacht gegeven aan eventuele signalering van hoogbegaafdheid. Volgens de ib’er, die zelf een kind heeft dat een groep heeft overgeslagen, is het belangrijk om hierbij als school te letten op de signalen die ouders afgeven. „Zij kennen hun kind het best. Maar als ouders vrolijk vertellen over de hoogbegaafdheid van hun kind, klopt er vaak iets niet. Daar moet je echt vragen bij stellen. Want een hoogbegaafd kind is een zorgenkind dat ver afwijkt van het gemiddelde.”
Reacties van leerlingen die op school geen uitdaging krijgen, kunnen heel verschillend zijn. Hoogintelligente kinderen kunnen gaan onderpresteren door verminderde motivatie. Anderen halen prima cijfers, maar zijn bijvoorbeeld thuis opstandig. Ze kunnen aangeven dat ze niet meer naar school willen, omdat ze daar toch niets zouden leren, en voelen zich ongelukkig en onbegrepen in de klas.
Plafond
Sinds vijf jaar krijgen deze kinderen op de Bodegraafse basisschool extra onderwijs in een zogenoemde plusklas. Dit wordt aangeboden door vrijwilligers die hier zelf erg bij betrokken zijn, bijvoorbeeld omdat hun kinderen zelf ook verrijkende leerstof nodig hebben.
Marianne de Wit leidt een van de plusgroepen. „Ik hoorde een kind van 8 jaar ooit zeggen: „Ik kan nooit ergens beter in worden. Het voelt alsof ik constant mijn hoofd tegen het plafond stoot.” Dat maakte voor mij duidelijk hoe schrijnend de nood kan zijn.”
Twee van haar kinderen sloegen een groep over. „Zo’n beslissing neem je als ouder niet zomaar. Zal mijn kind zijn weg vinden in de nieuwe groep?”
Het risico van eenzaamheid is er niet alleen wanneer een kind een groep hoger geplaatst is, maar ook wanneer het in zijn eigen klas blijft. Het hoogbegaafde kind is anders: denkt dieper door, heeft bijzondere interesses en een andere vorm van humor. Daarom is contact met gelijken volgens Nijsse essentieel. „Dat proberen wij ook te bevorderen met de plusgroep. Kinderen uit verschillende groepen zitten dan bij elkaar. Zij begrijpen elkaar en herkennen veel in elkaar.”
Glinstering
De Wit begeleidt de plusgroep van groep 7 en 8 elke maandagmorgen, en stelde voor dit schooljaar zelf een programma samen over het werk van grafisch kunstenaar M. C. Escher. De onderwerpen die hierin naar voren komen, variëren van kunstgeschiedenis tot wiskunde en optische illusies. En deze thema’s slaan aan: „Kinderen gaan graag naar de plusgroep. Hier worden ze enthousiast en zie je een glinstering in hun ogen komen.”
Naast de lessen over Escher is er voor hen ook de plusgroep ”Braintraining”. Daarin komen onderwerpen aan de orde zoals het brein, waarbij ingehaakt wordt op studievaardigheden, wat voor deze kinderen essentieel is.
Ook voor jongere kinderen zijn er verschillende plusgroepen. Nijsse geeft aan dat het voor sommige kinderen moeilijk kan zijn om vanuit de plusgroep terug te gaan naar de eigen klas: „Het kind heeft dan eindelijk even rechtop kunnen lopen, en moet dan weer terug naar zijn klas, waar hij minder uitdaging ervaart. Deze kinderen hebben het moeilijk. Hoogbegaafdheid geeft nood, bij de kinderen zelf, de ouders en de school.”
Onderbouw
Volgens de ib’er biedt versnellen voor sommige kinderen de beste oplossing, maar blijft het een noodmaatregel. „Het is een teken van handelingsverlegenheid, het geeft eigenlijk aan dat je zo’n kind geen passend onderwijs kunt geven waarmee het in zijn eigen groep kan blijven.”
Niet altijd is het overduidelijk wanneer het goed is voor een kind om een groep over te slaan. Nijsse noemt het voorbeeld van een leerling in groep 1 die hier overduidelijk niet op zijn plaats zat. Hij zat in een combinatieklas, waardoor hij vloeiend door kon stromen naar groep 2. Een van zijn klasgenoten had hetzelfde niveau als hij, maar bij hem was duidelijk dat deze op sociaal-emotioneel gebied problemen zou krijgen door versnellen op deze leeftijd. Hij stroomde halverwege het schooljaar van groep 3 een jaar door. „Toen ging het niet meer, in zijn eigen klas, en was dit het beste. Als het even kan, geef ik de voorkeur aan het overslaan van een groep in de onderbouw. In de groepen 3 en 4 wordt de basis gelegd voor het vervolg. Als in groep 3 blijkt dat die basis beheerst wordt, kan groep 4 relatief gemakkelijk worden overgeslagen.”
Dienstbaar
Een algemene, doorslaggevende regel is volgens Nijsse niet te geven, omdat je steeds moet kijken naar de informatie die je in elk geval hebt. Wel moet je zeker weten dat de leerling het jaar leerstofaanbod kan missen, of eventuele hiaten daarin in beeld hebben.
Ze benadrukt dat een groep overslaan op zichzelf nooit een oplossing kan zijn, omdat de hogere intelligentie blijft. „De extra begeleiding moet ook blijven doorgaan. Deze kinderen vragen zich vaak af wie ze zijn, en hoe ze zich kunnen ontplooien. Zij moeten leren hoe ze hun gaven kunnen ontwikkelen en zich dienstbaar kunnen maken, om met hun kwaliteiten ook anderen te helpen.”
Minimaal 130
Het gemiddelde IQ van een kind in de basisschoolleeftijd is 100. Een hoogbegaafd kind heeft een IQ van minimaal 130. Dat is een afwijking van het gemiddelde die even groot is als die bij zeer moeilijk lerende kinderen. Daarom is ook bij deze kinderen het reguliere onderwijsaanbod niet passend, en hebben ook zij extra begeleiding nodig.
In het basisonderwijs wordt de zorg voor deze kinderen per school geregeld. Vanuit het samenwerkingsverband waarbij de scholen in het kader van Weer Samen Naar School (WSNS) zijn aangesloten, wordt ondersteuning geboden aan de basisscholen. Hier is budget voor beschikbaar gesteld, waaruit ambulante begeleiding gefinancierd kan worden.