Een nieuwe vrijmaking
Zaterdag kwamen in Zwolle enkele honderden vrijgemaakten in een nieuwe vrijmakingsvergadering bijeen. Al eerder hebben hier en daar kleine groepen verontrusten zich aan de plaatselijke vrijgemaakte kerk onttrokken. Het ziet er naar uit dat zij een nieuw gereformeerd kerkverband zullen vormen.Van een grote groep is geen sprake. Bovendien heeft zich tot dusver slechts één predikant (en nog wel een emeritus) achter deze plannen geschaard.
Dat alles weerhoudt de initiatiefnemers er niet van forse taal te spreken. De situatie in de vrijgemaakte kerken is nu erger dan ten tijde van de Vrijmaking in de Gereformeerde Kerken het geval was, zo werd zaterdag betoogd.
Overigens zou men daar wel eens gelijk in kunnen hebben. De ongedeelde Gereformeerde Kerken waren zestig jaar geleden wellicht orthodoxer in de leer en zeker strikter in de levenswandel dan de vrijgemaakten nu.
Duidelijk is in ieder geval wel dat zich hier een kerkelijk drama voltrekt. De deelnemers aan de vrijmakingsvergadering (en tal van verontrusten die zover nog niet willen gaan) voelen zich onterfd. Zo’n ontervingsproces is altijd een pijnlijke zaak.
De kerk die hen lief was, is de laatste jaren ingrijpend veranderd. De strakke binding aan de belijdenis en de exclusieve kerkopvatting zijn geleidelijk aan verlaten. De gereformeerde scholen krijgen steeds meer een open karakter. Het Nederlands Dagblad lijkt volstrekt niet meer op de krant van Jongeling. Het GPV, waar ze met hart en ziel achter stonden, is opgegaan in de ChristenUnie.
Men zoekt nu naar een nieuw kerkelijk onderdak om de eigen traditie voort te zetten. Aansluiting bij andere kerken is voor hen geen optie. Daarvoor draagt die vrijgemaakte traditie een te exclusief karakter. Niet voor niets was enkele decennia geleden in de ogen van veel vrijgemaakten hun kerk zo ongeveer de enige ware.
Het zich terugtrekken in een aantal gemeenten van behoudende signatuur die wel binnen het kerkverband van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) blijven, strookt niet met hun strakke kerkopvatting. Anders dan bijvoorbeeld de Christelijke Gereformeerde Kerken hebben de vrijgemaakten daar ook geen ervaring mee.
Een verdergaande kerkelijke versplintering is helaas het gevolg. Kerkscheuringen komen altijd gemakkelijker tot stand dan fusies. Het SoW-proces is daar een duidelijk voorbeeld van.
Ook de toenadering van vrijgemaakten, Nederlands gereformeerden en christelijke gereformeerden vertoont weinig voortgang. De Nederlands gereformeerden zijn in de ogen van de vrijgemaakten altijd nog te veel vrijbuiters, en aan de rechterkant van de Christelijke Gereformeerde Kerken heeft men grote bezwaren tegen de oppervlakkige prediking bij de vrijgemaakten.
Een aantal bezwaren die de verontruste vrijgemaakten tegen hun kerk hebben, is zeker terecht. De massale invoering van gezangen, de ruimere opvattingen over de zondag en het makkelijker omgaan met echtscheiding, kunnen moeilijk als een vooruitgang worden gezien.
De vrijgemaakte kerken worden duidelijk beïnvloed door de evangelische beweging, terwijl ook modern-gereformeerde tendensen niet afwezig zijn. Het zal niet zo lang meer duren voor ook hier de kwestie van de vrouw in het ambt op de synodeagenda komt.
Maar wat vanouds uit bevindelijke kring als het grote bezwaar tegen de Gereformeerde Kerken (al dan niet vrijgemaakt of buiten verband) werd aangevoerd, namelijk het ontbreken van de onderscheidende prediking, wordt helaas in de kring van de verontrusten niet zo gevoeld. Terwijl dat toch bij uitstek gezien moet worden als de invalspoort voor een oppervlakkig christendom dat op den duur aan Schrift en belijdenis geen boodschap meer heeft.