Schat in Rouveen lijkt buit roofmoord
ROUVEEN – De zilver- en goudschat die vrijwilligers van de Stichting Werkgroep Archeologie Regio Staphorst (Swars) begin dit jaar vonden in een akker bij Rouveen is vermoedelijk de buit van een roofmoord die werd gepleegd op 3 maart 1941.
Onbekenden sloegen die dag de 81-jarige alleenwonende Harm Piel uit Rouveen dood. Ze beroofden hem van geld en andere spullen. De dader of daders zijn nooit gepakt. „Je moet een slag om de arm houden, maar de aanwijzingen zijn sterk”, aldus Fré Spijk, bestuurslid van Swars én medevinder van de schat.
De lokale stichting beleefde een hoogtepunt bij het tienjarig bestaan toen vrijwilligers begin dit jaar de sieraden in een vergaan blikken doosje in de grond werden vonden. De schat bestaat uit 31 zilveren knopen. Deze stammen uit de periode 1820-1880. Verder vonden ze twee gouden knopen, een plaat- of billenketting, gemaakt door de Meppeler zilversmid Jan Jonker in de periode 1860-1880, een zilveren snuifdoosje met jakobsschelp uit 1833 en een Engels zakhorloge uit 1810. De dateringen werden gedaan door experts. Het bedrijf Restaura uit het Limburgse Haelen verzorgde de conservatie.
De vermoorde Harm Piel, zoon van Klaas Piel en Femmigje Visscher, lijkt de eigenaar van de schat te zijn geweest. Drie letters, gegraveerd in de zilveren plaat- of billenketting, gebruikelijk bij klederdracht voor mannen, vormen daarvoor een sterke aanwijzing. ”HKP” staat er op het zilver.
Volgens de Staphorster zilversmid in ruste Freddy Drost staat de eerste letter voor de voornaam van de eigenaar en is de tweede letter de eerste letter van de voornaam van de vader. De derde letter betreft de familienaam. ”H” staat voor Harm of Hendrik. Harm Piel had een overleden broer die Hendrik heette. Ze kunnen beiden eigenaar zijn geweest.
„Klaas was de vader van Harm en Hendrik Piel en de ”P” van Piel spreekt voor zich”, zegt Fré Spijk. Hij doet al maandenlang onderzoek naar de herkomst van de sieraden. „Ik ben er voor 80 procent zeker dat het erfstukken waren die bij Harm Piel in de kast lagen. Andere families met een ”P” vallen af, omdat de combinatie van namen niet gemaakt kan worden. Het lijkt te gaan om de familie Piel, maar 100 procent zekerheid is er niet.”
De billenketting met de drie letters is een belangrijke aanwijzing, maar Spijk verwacht nog meer van het zakhorloge, gemaakt in 1810 in Londen. „Het zou goed kunnen dat Harm Piel dit uurwerk aan zijn jonge neefjes of nichtjes heeft laten zien. Zo’n prachtig erfstuk zal men zich blijven herinneren, hoe oud men ook wordt. Deze kinderen kunnen nog in leven zijn. Als zij het horloge herkennen, hebben we bijna 100 procent zekerheid”, aldus Spijk. „Het zou zelfs kunnen dat de moordenaar nog leeft. Als het om een jonge dader ging, moet hij nu boven de negentig zijn.”
De amateurarcheologen die de sieraden vonden, vermoedden meteen dat het om de buit van een diefstal ging. Waarom stop je die anders in de grond? „Het antwoord is simpel. In de gemeenschap van Staphorst en Rouveen kon de moordenaar zijn buit niet slijten, en de dief zou er op andere plaatsen financieel niet veel beter van geworden zijn, want zo waardevol waren de spullen niet. Wat doe je dan? Je stopt het bewijsmateriaal weg”, aldus Spijk.
Bejaarde boer met knuppel gedood
De alleenstaande Harm Piel was een keuterboer die in een boerderij aan de Oude Rijksweg 432 in Rouveen woonde. Behalve met zijn buren had hij met weinig mensen contact.
Het verhaal ging dat de 81-jarige man een oude sok had. In het weekend van de moord, op 3 maart 1941, kreeg Piel volgens zijn buren bezoek van mannen uit Staphorst. Piel leende hun geld, zo werd duidelijk.
De buren vertrouwden het niet en waarschuwden de politie. De twee mannen bleven volgens hen wel erg lang bij Piel binnen. Dat was op zaterdag. ’s Maandags vond buurman Berend Hooikammer het lichaam van de bejaarde man. Met een knuppel was zijn schedel ingeslagen. Piels lichaam lag verborgen onder wat stro bij een boerenwagen.