Marcel Zwitser promoveert op leer van de Geest in muziek van Bach
ZWOLLE – Waarom Bach nooit een pinksteroratorium schreef, is niet helemaal duidelijk. Maar dat de persoon en het werk van de Heilige Geest een ondergeschikte rol zouden spelen in de muziek van de Thomascantor, is pertinent onjuist.
Dat concludeert drs. Marcel S. Zwitser (41) in het proefschrift dat hij dinsdagmiddag in Utrecht verdedigde. De Zwolse musicoloog, die als docent muziek- en cultuurgeschiedenis aan verschillende instellingen verbonden is, schreef zijn dissertatie de afgelopen zes jaar onder leiding van prof. dr. Albert Clement, bekend vanwege zijn onderzoek naar de invloed van de lutherse theologie op de muziek van Bach.
Eens stond Zwitser tijdens zijn studie muziekwetenschap in Utrecht met een van de producten van de zogenoemde ”theologische Bachforschung” in handen. „Een zacht stemmetje in mij zei dat ik ooit met deze materie verder zou gaan. Dat heeft echter even geduurd.” Zwitser studeerde in 1996 af met een scriptie over de zevende symfonie van Gustav Mahler en ging vervolgens het onderwijs in.
Hij kwam echter weer op het spoor van het theologische Bachonderzoek terecht door iets wat er niet was. „Nadat ik in het Bachjaar 2000 aan de Senioren Academie in Groningen een cursus over Bach had gegeven, wilde ik graag een boek lezen over Bach en de Heilige Geest. Dat bleek er tot mijn verbazing niet te zijn. Sindsdien liep ik rond met de gedachte zelf het boek te schrijven dat ik had willen lezen.”
Er was nog een andere prikkel: het merkwaardige gegeven dat Bach voor alle kerkelijke feestdagen een oratorium schreef, maar niet voor Pinksteren. „We hebben een Weihnachts-Oratorium, er hebben minstens vijf passies voor Goede Vrijdag bestaan, er is een Oster-Oratorium en een Himmelfahrts-Oratorium, maar we missen een Pfingst-Oratorium. Een opmerkelijke omissie.”
In zijn onderzoek liep Zwitser aan tegen de gedachte dat Luther zelf weliswaar veelvuldig over de Geest schreef, maar dat de lutherse theologie ná hem lange tijd niet geïnteresseerd zou zijn geweest in de leer van de Geest (pneumatologie). En dat zou z’n weerslag hebben gehad op de composities van Bach, die immers helemaal ademde in de lutherse orthodoxie van de eerste helft van de 18e eeuw. Niet dat Bach geen pinkstercantates schreef; die zijn er wel. Maar ook dan zou de nadruk niet op de Geest, maar op Christus liggen.
„Dat wilde er bij mij niet in”, zegt Zwitser, „dat er in de lutherse theologie geen aandacht zou zijn voor een van de Personen van de Godheid. En dat Bach, die zichzelf in zijn ambt van cantor zag als een door de Geest bespeeld muziekinstrument, diezelfde Geest zou onderwaarderen in zijn composities.”
Om helder te krijgen hoe er ten tijde van Bach over de Heilige Geest werd gesproken, richtte Zwitser zich op de theologische geschriften waarmee Bach vertrouwd was, bijvoorbeeld omdat hij ze in zijn bibliotheek had staan. Een paar auteurs waren daarin prominent aanwezig, onder wie Luther en de 17e-eeuwers August Pfeiffer en Heinrich Müller. De laatste was hoogleraar in Rostock, Pfeiffer was docent en prediker in Leipzig.
In een geschrift van Pfeiffer uit 1688 vond Zwitser een uitgewerkte pneumatologie. „Nadat hij spreekt over de persoon van de Geest, onderscheidt hij vervolgens vier aspecten van het werk van de Geest: als Heiligmaker, als Leraar, als Trooster en als Herinneraar. Die indeling is de kapstok voor m’n proefschrift geworden.”
Minstens zo belangrijk bleek het geschrift ”Göttliche Liebes-Flamme” van Müller uit 1676 – het werd de titel van het proefschrift. „Müller behoorde tot de meer bevindelijke richting van de lutherse orthodoxie en schrijft op een bezielende en praktische manier over het werk van de Geest. Het feit dat dit boek in Bachs bibliotheek stond, lijkt een indicatie te zijn dat Bach geïnteresseerd is geweest in praktisch-theologische vraagstukken met betrekking tot de Geest. Ik denk dat Bach een vergelijkbare persoonlijkheid had als Müller. Dogmatisch rechtzinnig, maar tegelijk mystiek getoucheerd, zoals ik dat maar heb genoemd. Daarmee bedoel ik een bepaalde verinnerlijking, een warme ziel.”
Hoe komt dit alles nu in Bachs muziek tot uitdrukking? Zwitser richtte zich met name op de vocale kerkmuziek waarin de Geest wordt gethematiseerd. Aan de hand van de indeling van Pfeiffer gaat hij na hoe de Geest als Persoon, als Heiligmaker, als Leraar, als Trooster en als Herinneraar in de muziek terugkomt.
Dat levert verrassende inzichten op. Als het in de tekst gaat over de stem van de Geest in het hart, gebruikt Bach de altstem als symbool. Diezelfde alt keert terug als het gaat over het van de Geest vervulde hart. De uitstorting van de Geest beeldt Bach uit met dalende figuren, terwijl de vlammen op de eerste pinksterdag door levendige figuraties worden weergegeven. De ”onuitsprekelijke verzuchtingen” van de Geest krijgen in de muziek zogenoemde ”suspiratio-figuren” of dissonanten.
De „grootste ontdekking” is voor Zwitser wat hij vond in het tweede deel (”Credo”) van de Hohe Messe (BWV 232). Twee hobo’s –oboi d’amore– soleren daar in de basaria over de woorden ”Et in Spiritum sanctum” (”en in de Heilige Geest”). Vaak is de vraag opgeworpen waarom Bach hier twee liefdeshobo’s inzet.
Zwitser: „Augustinus zag de Geest als de liefdesband, de ”vinculum amoris”, tussen Vader en Zoon. Die augustijnse visie is stilzwijgend aanwezig in de lutherse leer van Bachs dagen. Ik suggereer dat Bach op diepzinnige wijze het mysterie van de bijzondere rol van de Geest in de Drie-eenheid in klank heeft uitgedrukt.”
Zwitser –zelf afkomstig uit de vergadering van gelovigen– is er diep van overtuigd dat je Bachs kerkmuziek alleen kunt begrijpen vanuit de context van het lutheranisme van zijn dagen. Belangrijk is dat je daar als onderzoeker affiniteit mee hebt. „Je ziet anders dat de fantasie zomaar de vrije loop kan nemen en dat Bach van alles wordt toegedicht. De beeldtaal die Bach in zijn muziek hanteert, is alleen maar te begrijpen als je het hermeneutisch kader van waaruit hij dacht, kent en begrijpt. Juist de diepe ernst en de geestelijke vreugde van waaruit Bach mijns inziens werkte, maken namelijk het geheim van zijn muziek uit.”
De dissertatie van Zwitser, uitgegeven bij Ridderprint BV in Ridderkerk, is voor € 30,- te koop via mszwitser@planet.nl