Dr. Teun Verduijn gepromoveerd op navolging bij Luther en Bonhoeffer
CULEMBORG – Navolging is het centrum van het geloof. Dat geloof is misschien wel privé, maar blijft geen private zaak. Voor dualisme of verinnerlijkt christendom is er geen plaats. Zo omschrijft dr. Teun Verduijn het begrip navolging bij Luther en Bonhoeffer.
Hij promoveerde vorige week op het proefschrift ”Mijn juk is zacht, mijn last is licht. Navolging bij Luther en receptie daarvan bij Bonhoeffer” (uitg. Boekencentrum, Zoetermeer).
Dr. Verduijn (1958) is protestants predikant in Culemborg en ging vanwege een herseninfarct in 2011 met vervroegd emeritaat. Hij vergelijkt beide theologen op het punt van de navolging, een samenbindend aspect bij hen. Geloof bij Luther is rechtvaardiging én navolging. Bonhoeffer maakte onderscheid tussen Luther en het latere lutheranisme. Hij zag de originele Luther als een van de zuiverste getuigen van het Evangelie. Luther is de meest geciteerde theoloog in het werk van Bonhoeffer.
Zowel Luther als Bonhoeffer verwierp een dualisme tussen God en wereld, maar ging wel uit van dualiteit tussen beide. De dragende grond van deze gedachte is gelegen in de theologie van het kruis. In Christus zien de gelovigen God, Die Zich naar de aarde blijft toekeren. Christus is voor de mens tot zonde geworden. De zondaar wordt door de genadige toewending van God gerechtvaardigd, maar ook vrijgemaakt tot deze wereld.
Typerend voor Luther was het denken in twee regimenten, dat weer teruggaat op de twee rijken bij Augustinus. Luther onderscheidt wat God door Christus doet en wat God samen met de mens in en aan de wereld wil doen. De eenheid van beide rijken blijft volgens Verduijn bij Luther overwegend: God de Schepper en Onderhouder is ook de Verlosser en Voleinder. De straffende God is ook de liefhebbende God.
In de gestalte van het kruis verbergt én openbaart God Zich tegelijkertijd. Via het denken in twee regimenten wordt de mens ingeschakeld om in de navolging mee te doen aan de strijd tegen de duivel. De theologie van het kruis doorbreekt volgens Verduijn de machten van de zonde. De toorn wordt door God gestild en er ontstaat ruimte voor de verzoening, die Luther de „vrolijke ruil” noemt.
Zowel Luther als Bonhoeffer legt de nadruk op de gestalte van de lijdende God in deze wereld. Volgens Bonhoeffer laat de lijdende God Zich onmachtig uit de wereld wegdrukken, maar op die manier is God zo en helpt de mens zo. De werkelijke verhouding tussen God en mens, in het kruis van Christus ten diepste geopenbaard, vindt gestalte midden in de wereld. Verduijn: „Navolging van Christus is navolging van God hier en nu: is theologia crucis; is hier en nu moedig het eigen kruis dragen.”
Bij Luther en Bonhoeffer opende het ”tegelijk zondaar en rechtvaardig zijn” (simul iustus et peccator) van de christen de mogelijkheid om te leven als burger in deze wereld, zonder te vluchten in een verinnerlijkt christendom. Luther keerde zich volgens Verduijn tegen het scheiden van het leven in een ”religieus” deel en een ”wereldlijk” deel.
Bonhoeffer stelde dat de tweedeling van de mens, waarbij God in bepaalde situaties” religieus” te hulp geroepen wordt en de mens het ”normale” zelf verzorgt, een dualisme tot gevolg heeft. Wat beide theologen verbindt is de aanzet tot een sociale ethiek. De stelling ”geen dualisme, wel dualiteit” voorkomt zowel een scheiding tussen als een vermenging van kerk en politiek, aldus Verduijn.
De promovendus schrijft in een epiloog in zijn proefschrift dat de gemeente veel actiever moet worden in de zorg voor elkaar en anderen. „De gemeente moet zich niet naar binnen keren, maar naar buiten.” Navolgen is elkaar dienen en door elkaar gediend willen worden. „Dit betekent dat men zich innerlijk openstelt voor de ander, ook al slaat die ander soms op onze ziel.”
Navolging heeft ook in deze tijd een grote betekenis, aldus de promovendus. Zij ruilt de angstige vraag ”Hoe overleven we als gemeente” in voor de vraag hoe we als kleinere gemeenschap voor anderen van betekenis kunnen zijn. Navolging zet de mens met beide benen op de grond, in de overtuiging dat God in Christus solidair geworden is met mensen.
Verduijn: „In Jezus Christus heeft God Zich ontledigd en radicaal de zijde van de mens gekozen. Navolging is gehoorzaam zijn aan de roep van Christus. Zij is niet iets wat er voor de christen nog bijkomt. Navolging is het centrum van het geloof. Dat geloof is misschien wel privé, maar blijft geen private zaak.”
In de lijn van Luther en Bonhoeffer stelt Verduijn dat bij navolging ook het sacrament van de biecht hoort. Niet als een verplichting, maar om de waarheid van God te ontvangen, zowel bij degene die biecht als bij degene die de biecht aanhoort. „Biechten functioneert zo gezien alleen in de gemeenschap van broeders en zusters.”
Bonhoeffer stelt dat Luthers advies om zich bij het morgen- en het avondgebed te zegenen met het kruisteken een steun voor hem was. Verduijn sluit daarbij aan: „Ik geloof dat Luthers advies juist in de protestantse kerken navolging verdient.”