Christenen worden volgens recente cijfers in 111 landen wegens hun geloof gediscrimineerd. Het jaarboek ”Märtyrer 2012” geeft aan dat het daarbij vooral gaat om landen met een islamitische meerderheid. Als voorbeelden worden onder andere Saudi-Arabië, Iran en Egypte genoemd.

In de meeste islamitische landen is de positie van christenen „in het gunstigste geval gelijk gebleven, in de zin van: even slecht.” Het sterkst vervolgd worden christenen die uit islamitische gezinnen stammen. „Hun geloof wordt niet als privéaangelegenheid gezien, maar als verraad aan de islam en als een schande voor de familie.” Als de overgang van godsdienst ontdekt wordt, dreigen voor deze groep de zwaarste sancties, tot en met moord toe.

Volgens het jaarboek wordt ook in landen met een communistische eenpartijdictatuur de vrijheid van christenen sterk beperkt. Totalitaire regimes zoals in Noord-Korea zien in de groeiende christelijke gemeenten een bedreiging voor hun wereldbeeld en ideologische monopolie.

Godsdienstig fanatisme is de belangrijkste oorzaak voor vijandelijkheden tegenover christenen en andere minderheden. Het geweld tegen andersgelovigen komt niet alleen van de kant van moslimextremisten. Ook fundamentalistische hindoes maken zich de laatste jaren in India schuldig aan geweld, vooral tegen christenen, maar ook tegen aanhangers van de islam. Daarbij reageert de meerderheid van de getroffenen christenen niet met tegengeweld, zodat ze voor de daders een gemakkelijke prooi vormen.