Onderwijs & opvoeding

„Intensieve thuishulp beter dan uithuisplaatsing baby”

Ongeboren baby’s die onder toezicht zijn gesteld omdat de ouders niet in staat worden geacht om het kind op te voeden moeten na hun geboorte niet te gemakkelijk uit huis geplaatst worden, waarschuwen promovenda jeugdrecht Maria de Jong-Kruijff (27) en haar zus Lydia de Kruijf (26), verloskundige in Rotterdam-Zuid.

Bert Monster

1 November 2012 19:28Gewijzigd op 15 November 2020 00:03
Foto ANP
Foto ANP

Een uithuisplaatsing lijkt de veiligste route, terwijl er nog te weinig bekend is over de gevolgen van uithuisplaatsing op de langere termijn. „Intensieve thuishulp ligt soms meer voor de hand”, stellen Maria en Lydia.

Een moeder die verslaafd is, een lage intelligentie bij de ouders, een onhygiënische of onveilige thuissituatie zijn niet zelden een reden voor een rechter om een baby op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming nog voor de geboorte onder toezicht te stellen. Na de geboorte volgt dan als vanzelf een uithuisplaatsing. Dat automatisme stuit de twee zussen tegen de borst.

Als verloskundige in Rotterdam-Zuid komt Lydia de Kruijf bijna dagelijks met de problematiek in aanraking. „Moeders die veel roken, drugs gebruiken en relatieproblemen hebben. Of vele seksuele contacten hebben. Zo kwam er een vrouw bij ons in de praktijk die zwanger was, maar ze wist niet van wie. Haar vriend was naar het buitenland geweest en in de tussentijd was ze met een ander het bed in gedoken.”

Er is veel eenzaamheid onder de vrouwen die Lydia spreekt. „Ze hebben vaak geen contact met ouders of andere familieleden, terwijl een sociaal vangnet erg belangrijk is. Als het misgaat, hebben deze vrouwen niemand om op terug te vallen. Tijdens de kraamweek kwam ik bij een vrouw thuis die apathisch op de bank zat, omdat haar kind uit huis zou worden geplaatst. Ze was oprecht van goede wil. Met intensieve begeleiding aan huis had het kind gewoon bij de moeder kunnen blijven.”

De Rotterdamse verloskundige ziet de problemen al in een vroeg stadium ontstaan. Haar zus Maria de Jong-Kruijf, als onderzoeker verbonden aan de Universiteit Leiden en gespecialiseerd in jeugd- en kinderrecht, houdt zich vooral bezig met de „laatste fase”, zoals ze het zelf noemt. „Het is de fase waarin er al van alles mis is in een gezin en waarbij de kinderrechter beslist of ondertoezichtstelling nodig is of zelfs opname in een jeugdzorginstelling als zwaarste variant van uithuisplaatsing.”

Angst

Maria signaleert dat jeugdzorginstanties zich laten leiden door angst. „De bemoeienis van instanties zoals de Raad voor de Kinderbescherming, Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK’s) en de Bureaus Jeugdzorg gaat in veel gevallen te ver. Ze misbruiken uitzonderlijke zaken zoals het meisje van Nulde om hun manier van optreden te rechtvaardigen. Dat vind ik kwalijk.”

In 2000 stonden er 20.955 kinderen onder toezicht van jeugdzorg. Momenteel is dat aantal opgelopen naar 32.565. Vorig jaar deed de Raad voor de Kinderbescherming 251 verzoeken tot ondertoezichtstelling vóór de geboorte. In 2009 werden er 132 verzoeken gedaan. „Een ondertoezichtstelling biedt mogelijkheden om een risicozwangerschap beter te monitoren. Maar zo’n verzoek loopt niet zelden uit op een uithuisplaatsing na de geboorte. Zo’n maatregel heeft grote gevolgen voor een kind, maar dat beseffen de instanties niet altijd. Ze kiezen liever voor de veiligste en zekerste route. Dat is makkelijker dan ervoor te zorgen dat een kind met gedegen begeleiding gewoon bij zijn ouders kan blijven. Terwijl we uit onderzoek weten dat uit huis geplaatste baby’s niet lang bij één gezin blijven, maar vaak doorgeplaatst worden. Dit is funest voor de hechting van het kind en staat haaks op het streven naar continuïteit in de opvoeding.”

Voorop staat dat ouders hun eigen verantwoordelijkheid hebben, stelt Maria. „Misschien is hun stijl van opvoeden niet de onze, maar het hoeft niet per definitie verkeerd te zijn of slecht te gaan. Daarom is uithuisplaatsing van een kind soms helemaal niet gerechtvaardigd. Een professional kijkt vanuit zijn eigen referentiekader naar de opvoedingsstijl van een ander, terwijl die een objectieve afweging moet maken. En dat is lastig, vooral als je uit een hecht christelijk gezin komt en achterstandsproblematiek niet van dichtbij kent.”

Lydia: „Het gaat er niet zozeer om hoe het er bij mensen binnenshuis uitziet, maar vooral of er liefde is en of de moeder in staat is het kind de zorg en liefde te geven die het nodig heeft.”

Maar is dat niet het ontkennen van de groeiende problematiek onder (jonge) moeders en de kans dat kinderen gevaar lopen? Lydia wuift de problematiek van het groeiend aantal zogeheten risicozwangerschappen niet weg. Mensen nemen al vanaf het allereerste begin geen verantwoordelijkheid, stelt ze. „De vrije seksuele moraal regeert. Kinderen horen op school al over vrije seks en het recht om zelf te weten wat ze doen. Een vriendje op je veertiende is toch helemaal zo gek nog niet? In ons land mag je eigenlijk niet zeggen dat verbroken relaties ten grondslag liggen aan veel problemen.”

Maria valt haar zus bij. „Ik lees voor mijn onderzoek veel rechtbankverslagen waarbij de kinderbescherming is betrokken. Verbroken relaties en samengestelde gezinnen zijn in het gros van deze dossiers een gegeven. Ik verbaas me erover dat dergelijke gezinsproblematiek als vaststaand gegeven wordt gezien, terwijl elkaar opvolgende relaties ten diepste de opmaat zijn naar een crisissituatie.”

Preventie

Voor haar onderzoek leest Maria veel dossiers van kinderen die onder toezicht staan of uit huis worden geplaatst. Het drukte de promovenda met haar neus op het Bijbelse gegeven dat de liefde van velen zal verkillen. „Recent hoorde ik van een zaak waarbij noch de vader, noch de moeder het kind wilde. Voorbeelden dat een gescheiden vader en moeder vechten om de voogdij van een kind, kennen we. Maar dit had ik nog nooit meegemaakt.”

Beide zussen hameren op het belang van preventie en de waarde van een sociaal netwerk. Lydia wijst op het project House of Hope in de Rotterdamse achterstandswijken. „Het is een huis waar mensen voor hulp of een praatje terechtkunnen. House of Hope staat open voor alle volken, culturen en leeftijden. Door zo’n project kennen mensen elkaar, waardoor het mogelijk is op een netwerk terug te vallen. Dat is wat mensen nodig hebben. Ook kerken zouden hierin een grotere rol kunnen vervullen.”

Maria is het met Lydia eens dat een goed sociaal netwerk kan voorkomen dat een kind uit huis wordt geplaatst. „Zolang er liefde is, is er hoop. Zoals een voormalige kinderrechter het ooit vertelde: „Hoe hopeloos de situatie soms ook lijkt, als ik een oma zie die de moeite neemt om een rechtbankzitting over haar kleinkind bij te wonen en zich grote zorgen maakt over haar kleinkind, dan heb ik goede hoop dat het kind toch de juiste en liefdevolle zorg zal krijgen en vind ik uithuisplaatsing te ver gaan. Uithuisplaatsing moet een allerlaatste redmiddel zijn.”


„Voorkomen is beter dan achteraf ingrijpen”

Om baby’s een veilige basis te geven, is in 2009 in Zeeland het project Veilige Start, een samenwerking tussen het Admiraal De Ruyter Ziekenhuis (ADRZ) en het Maatschappelijk Werk Walcheren (MWW), begonnen. „Het is van groot belang dat de signalen al tijdens de zwangerschap worden opgepakt, zodat er meer tijd is om zaken te verbeteren en dat er daadwerkelijk hulp geboden wordt”, zegt Stefanie Gabriëlse van het MWW, die samen met haar collega Els Verhage van het ADRZ bij het project is betrokken. „De laatste jaren neemt het aantal situaties toe waarin de veiligheid van het kind ter discussie staat vanwege problemen van de ouders op het gebied van verslaving, huisvesting, financiën, schulden en huiselijk geweld of een combinatie daarvan. Ook is er vaak sprake van psychiatrische problematiek.”

Sommige moeders en/of vaders reageren boos, zegt Gabriëlse. „Ze zien ons als bemoeials. Ze zijn bang dat we hun kind afpakken. Meestal komt die reactie voort uit een eerdere negatieve ervaring met hulpverlening. Wij leggen uit dat we willen dat de moeder zelf in staat is het kind een veilige basis te bieden. Met hulp van deskundigen. En het liefst met hulp van bekenden en familie.”

Sinds het project Veilige Start in 2009 begon, hebben Gabriëlse en Verhage al contact gehad met ruim 200 vrouwen. „Bij een deel van hen was het inschakelen van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling onvermijdelijk omdat de risico’s te hoog waren en de geboden hulp niet werd geaccepteerd of ontoereikend was. Dat heeft een aantal keren geleid tot ondertoezichtstelling van de baby voor de geboorte en in een klein aantal gevallen tot een uithuisplaatsing van de baby.

Wij hebben niet de ervaring dat ondertoezichtstelling van de baby vaak automatisch tot een uithuisplaatsing leidt. Juist het tegenovergestelde. Voorheen werd soms pas na de bevalling geconstateerd dat er ernstige problemen in het gezin waren waardoor de baby niet mee mocht naar huis. Hierdoor ontstond er een crisissituatie in het ziekenhuis, bij de ouders en de hulpverlenende instanties.”

Veilige Start kan van grote waarde zijn, benadrukt Gabriëlse. „Er meldde zich een jonge vrouw bij ons die twaalf weken zwanger was. Een ander kind was al uit huis geplaatst. Beide ouders waren verslaafd aan drank en cannabis, hadden hoge schulden en geen werk. De ouders reageerden in eerste instantie afwijzend op onze bemoeienis, maar ze werkten steeds beter mee.

Iedereen die kon bijdragen aan de veiligheid voor de baby deed mee: de ouders en een vriendin van de moeder, politie, schuldhulpverlener, maatschappelijk werker en Bureau Jeugdzorg. Het resultaat is dat vader werkt, dat schulden via de Kredietbank zijn geregeld, de ouders geen drugs meer gebruiken en het huis op orde is. De baby is geboren en woont in een liefdevolle en veilige omgeving. Er is toezicht van opa en oma, vrienden en thuisbegeleiding. Voorkomen is beter en goedkoper dan achteraf ingrijpen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer