Het Lutherlied in de Lutherse Kerk
DEN HAAG – Op tal van locaties werden woensdag Hervormingsdiensten gehouden. In Den Haag had ’s avonds een Reformatieconcert plaats. Het Lutherlied in de lutherse.
„Vandaag staan we stil bij de gedenkdag der kerkhervorming”, zegt Nigel Lamb, secretaris van de Stichting Cultuur en Muziek in de Lutherse Kerk, in een kort inleidend woord. „Precies 495 jaar geleden spijkerde Maarten Luther zijn 95 stellingen tegen de aflaat op de kerkdeur in Wittenberg.”
Lamb staat met zijn rug naar het monumentale Bätzorgel, met aan de klavieren –verborgen achter het rugwerk– titulair organist Aart Bergwerff. Zijn instrument bestaat 250 jaar, en in het kader daarvan heeft de stichting de ”Bätz-orgelmaand” georganiseerd. Het Reformatieconcert, met samenzang, vormt hiervan de „feestelijke afsluiting.”
Want Luther was óók schrijver van teksten en (kerk)muziek, zegt Lamb. „Dit concert cirkelt daarom rondom melodieën van Luther.”
Bach
En dus staan er in elk geval twee koraalvoorspelen van Johann Sebastian Bach (1685-1750), „de lutheraan bij uitstek”, op het programma: ”Wir glauben all’ an einen Gott” en ”Ein feste Burg ist unser Gott”. Een tamelijk onbekend stuk, dat laatste. Bergwerff registreert het mooi, met een tongwerk en, uitkomend, de sesquialter.
”Een vaste burcht” klinkt deze avond drie keer. Het concert opent met de fantasie van de Duitse componist Max Reger (1873-1916). Reger, zelf rooms-katholiek, schreef drie bewerkingen over ”Ein feste Burg”, met de uitgebreide ”Phantasie” (op. 27) wel als climax. Een werk dat nogal wat behendigheid vraagt van de uitvoerder – zeker op dit orgel, met een geringere klavieromvang dan Reger voor ogen had.
Aansluitend vindt samenzang plaats. Het hééft iets: het Lutherlied in de lutherse. „Een vaste burcht is onze God.” En ook het minder bekende tweede couplet: „Geen aardsche macht begeeren wij, die gaat welras verloren.” Indrukwekkende woorden blijven het toch: „Ons staat de sterke Held ter zij, Dien God ons heeft verkoren. Vraagt gij Zijn Naam? Zoo weet, dat Hij de Christus heet, Gods eengeboren Zoon, Verwinnaar op den troon: de zeeg’ is ons beschoren!”
Ook van de in 1991 overleden Franse organist Jean Langlais brengt Bergwerff een bewerking over het Lutherlied –”Dieu est une puissante forteresse”– ten gehore. Prachtig, die melodie in het pedaal.
Van Langlais is eveneens het koraal ”De profundis”, in het Duits: ”Aus tiefer Not schrei’ ich zu dir”. Donkere, bij momenten wrange klanken vervullen het Haagse bedehuis, opkomend „uit de diepte.” De donkere Bätz steekt fraai af tegen de witte muren. Jammer eigenlijk, die lelijke gordijnen eronder.
Hallelujah!
Van de twintigste eeuw gaat het weer terug naar de negentiende, met Mendelssohns Sonate VI over ”Vater unser im Himmelreich”, het Gebed des Heeren. Bergwerff zet er flink de vaart in bij de eerste variatie. En het andante aan het slot had nog wel iets zachter gemogen, iets intiemer. Maar daartussen, ja, daar gebeuren mooie dingen.
Ook hier samenzang. Het klinkt wel, in deze kerk, zeker zo’n fraai geharmoniseerd laatste couplet. ”Want Uw is ’t Koninkrijk, o Heer, Uw is de kracht, Uw is al d’eer!”
Dat is ook het thema van het laatste programmaonderdeel: Regers Fantasie over het koraal ”Hallelujah! Gott zu loben”. Juichende en verstilde passages wisselen elkaar af, soms in uiterst snel tempo. Wat dat –ook– van registranten vergt, hoor je bij oude instrumenten als deze al gauw: met geweld worden registers soms bijgetrokken – of weggedrukt. Zoiets doe je niet even onopvallend.
Fluisterzacht, en misschien nog wel zachter, gaat het, in het gedeelte voorafgaand aan de fuga. Dat zwelwerk, die strijkers – dit is toch wel Bätz op zijn best. In de kerk is het volkomen stil.
Maar dán de fuga, met al z’n trillers, toewerkend naar dat stralende slot. Plots verschijnt de melodie in het pedaal, om daarna nog een keer terug te keren naar de klavieren. Indrukwekkend!
Misschien is deze opus 52, nr. 3, toch wel Regers allermooiste werk.