Sbo-directeur blij met Wet passend onderwijs
Met een bepaald budget alle zorg die nodig is organiseren. En dat binnen een samenwerkingsverband tussen verschillende scholen. „Voor het reformatorisch onderwijs pakt deze wet bijzonder goed uit.”
Dat zegt J. F. Voorthuijzen, algemeen directeur van reformatorische scholen voor bijzonder onderwijs (sbo) en een school voor zeer moeilijk lerende kinderen in Barendrecht, Sliedrecht en Werkendam. De Wet passend onderwijs is deze maand door de Eerste Kamer goedgekeurd.
Samenwerkingsverbanden tussen scholen worden over het algemeen regionaal georganiseerd. Kinderen in het primair en het voortgezet onderwijs kunnen op deze manier zo dicht mogelijk bij huis de zorg krijgen die ze nodig hebben. Elke regio wordt hiervoor zelf verantwoordelijk.
Voorthuijzen geeft aan dat reformatorische scholen deze samenwerking niet met scholen in hun regio aangaan, maar met elkaar, omdat dit aansluit bij de leerlingenstromen in de praktijk. „Eigenlijk is die samenwerking al jaren geleden gestart. Wat de Wet passend onderwijs in de praktijk voor ons vooral inhoudt, is een uitbreiding van wat er al was en die volop kansen biedt.”
Vanaf de start van het project Weer Samen Naar School in 1998 werken reformatorische scholen veel samen bij de opvang van kinderen met een specifieke zorgbehoefte, geeft Voorthuijzen aan. „Hierdoor kunnen deze kinderen extra begeleiding krijgen op een reguliere basisschool. Later kwam hier de rugzak voor het speciaal onderwijs bij.”
Op welke manier is de Wet passend onderwijs hier dan een uitbreiding op? Voorthuijzen: „Op dit moment moet er eerst een indicatie gesteld worden, daarna wordt er een bepaald geldbedrag aan een kind gekoppeld. Door de nieuwe wet wordt het geld niet meer aan het kind gekoppeld, maar direct aan het samenwerkingsverband. Dit kan zelf beslissen hoe dit geld wordt besteed.”
Verevening
Niet het percentage kinderen dat op dit moment gebruikmaakt van het speciaal onderwijs, maar alleen het totaalaantal schoolgaande kinderen is doorslaggevend voor het bedrag dat de overheid hiervoor per regio beschikbaar stelt. „Hierdoor streeft de overheid naar verevening. Dat wil zeggen dat de financiële middelen voor het percentage kinderen op het speciaal onderwijs in alle regio’s gelijk komt te liggen. Er zijn regio’s waar scholen hierdoor worden gekort. Dit wordt eerst nog gecompenseerd, maar dat wordt in vijf jaar tijd afgebouwd. Dat kan moeilijke situaties opleveren, ook wat de druk op andere scholen betreft”, stelt Voorthuijzen.
Tegelijkertijd weet hij dat er regio’s zijn, waaronder ook het reformatorische samenwerkingsverband, waar voor scholen juist meer geld beschikbaar komt dan er eerder was. „Omdat deze wet voor ons bijzonder positief uitpakt, is het gemakkelijk praten. We krijgen niet alleen meer vrijheden en verantwoordelijkheden, maar hebben ook meer middelen om zorg te verlenen. Dat maakt dat de mogelijkheden nu bijna onbegrensd lijken.”
Ambulante zorg
Het overkoepelende samenwerkingsverband is zelf verantwoordelijk voor de manier waarop het geld besteed wordt, zowel op de reguliere scholen als op die voor speciaal onderwijs. „Dat maakt het bijvoorbeeld gemakkelijker om ondersteuning te geven aan reguliere scholen vanuit het speciaal onderwijs. Ambulante zorg op gewone scholen kunnen we ook uitbreiden doordat we daarvoor expertise kunnen inkopen. Landelijk willen we zo veel doen als moet, op regionaal gebied zo veel als we kunnen.”
Is een gevolg van deze nieuwe wet dan ook dat er op termijn minder kinderen naar het speciaal onderwijs zullen gaan, omdat de zorg op andere scholen verbetert? Voorthuijsen: „Ik zou het wensen. Het zou heel mooi zijn als de behoefte aan speciaal onderwijs zou afnemen, doordat de leerling ook terechtkan op een school die bijvoorbeeld dichter bij huis is.”
Druk
Tegelijkertijd geeft de directeur aan dat een nieuwe wet zoiets niet zomaar kan bewerkstelligen. „Wanneer er minder doorstro-ming is naar het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs wordt er op andere scholen een grotere druk gelegd. De vraag is hoeveel die scholen nog extra kunnen doen. Daarover hebben we in de regio’s al veel gesprekken gevoerd. Vaak hebben ze hun handen al vol, ook al omdat ze bijvoorbeeld moeilijkheden hebben door de economische situatie, terwijl de klassen al groter worden. Het is niet altijd haalbaar om dan nog meer kinderen te begeleiden die extra zorg nodig hebben. Je moet niet het onmogelijke van deze scholen verwachten.” Wel denkt Voorthuijzen dat reguliere scholen als gevolg van de Wet passend onderwijs zich meer kunnen profileren als school waar bijzondere zorg gegeven wordt als dat nodig is. „Daardoor kan een bepaalde onduidelijkheid bij de ouders weggenomen worden. Zo komen ze gemakkelijker te weten wat de mogelijkheden zijn, en dat die ook binnen het reformatorisch onderwijs worden aangeboden.”
Dekking
Op dit moment vangen de reformatorische scholen al heel veel zorgvragen binnen de gereformeerde gezindte op. „Juist voor deze kinderen is het belangrijk om onderwijs te krijgen op een manier die aansluit bij de opvoeding thuis, in de geborgenheid van eigen waarden en normen.”
Voorthuijzen geeft aan dat het streven is mogelijkheden te bieden voor alle kinderen die extra zorg nodig hebben. „Dat is ons realistische ideaal, en dat is waarom ik zo blij ben met deze nieuwe wet. De mogelijkheden die we nu voor ons zien, lijken bijna onbegrensd. Dankbaarheid en verwondering overheersen bij het overheidsbesluit dat een reformatorisch samenwerkingsverband mogelijk is. Zeker in deze tijd, waarin de vrijheid van onderwijs lijkt af te nemen, is dit heel bijzonder. Wat mij betreft had de wet daarom al in 2013 ingevoerd mogen worden in plaats van in 2014.”