Praten met modern levensgevoel
Titel:
”Zijn Naam belijden. Handreiking voor het gesprek”
Auteur: J. J. Grandia
Uitgeverij: De Groot Goudriaan, Kampen, 2001
ISBN 90 6140 289 3
Pagina’s: 111
Prijs: €11,50. Vijf thema’s uit het christelijk geloof komen ter sprake in ”Zijn naam belijden”, geschreven door J. J. Grandia: Het bestaan van God en de godsbewijzen, pluriformiteit onder de godsdiensten, het lijden, de autonomie van de mens en de Bijbel die achterhaald heet te zijn. De auteur helpt jonge mensen in te gaan op vragen en bezwaren van het moderne denken.
Drs. J. J. Grandia is werkzaam in het voortgezet en hoger beroepsonderwijs als docent godsdienst. Ik neem aan dat hij doctorandus in de theologie is. Het komt me waarschijnlijk voor dat dit boek zijn ontstaan mede te danken heeft aan gesprekken in het kader van het onderwijs. ”Handreiking voor het gesprek”, zou men in tweeërlei zin kunnen opvatten. Voor het gesprek met jonge mensen; dan heeft het boek een pedagogisch-didactische strekking. Het zou ook opgevat kunnen worden als hulp aan jongeren met het oog op gesprekken die zij zelf -getuige de ondertitel- moeten voeren.
Het eerste hoofdstuk biedt een inleiding. Daarin wordt het vak apologetiek besproken. Op blz. 16 lezen we dat apologetiek vooraf gaat aan evangelisatie. Ik meen de schrijver goed te verstaan, als ik dit boek vooral plaats op het terrein van de apologetiek. Elk hoofdstuk bestaat uit vier paragrafen: Een inleiding van één alinea; de actualiteit van het onderwerp, geïllustreerd aan een of meer voorbeelden. En dan het thema, zoals moderne mensen daarover denken en spreken, soms aan de hand van belangrijke en beroemde namen zoals Kant, Sartre en Pascal. In zekere zin is de laatste paragraaf ”afweging” een beoordeling van het voorgaande, en een antwoord vanuit de Bijbel of het bijbelse denken op het behandelde thema.
Evangelisatie
”Zijn naam belijden” is een boek met een sympathieke intentie: jonge mensen helpen in te gaan op vragen en bezwaren die het moderne denken en het moderne levensgevoel tegen het christelijk geloof inbrengen. Het gaat dus om een apologetische aanpak. De uitwerking in de vierde paragraaf van elk hoofdstuk, de afweging, gaat echter uit van het christelijk geloof en de beleving daarvan. Ik had steeds het gevoel in zo’n vierde paragraaf dat ik met evangelisatie -beter gezegd: evangelistiek- bezig was, en dat daarmee de apologetische aanpak wat naar achteren werd geschoven. In zekere zin verwonderde me dat ook niet. Zelf zou ik de verhouding van apologetiek en evangelisatie, zoals ik die hierboven van blz. 16 weergaf, niet willen schetsen. Naar mijn gedachte zijn het tweelingzusters.
In het eerste hoofdstuk kan ik niet tot een slotsom komen: brengt apologetiek als voorafgaand de evangelisatie voort, of omgekeerd? Wel vind ik dat de schrijver in elke vierde paragraaf schrijft vanuit en met het oog op de evangelisatie - althans naar de inhoud. Dat geeft aan het boekje iets tweeslachtigs. Soms gaat drs. Grandia mij wat te kort door de bocht. Bij het dualisme is het kwaad geen zonde meer, maar een macht. Dat is terecht. Maar is de zonde geen macht?
De dialoog gaat uit van gelijkheid (blz. 61). Dat is inhoudelijk terecht gezegd. Methodisch is een dialoog juist een poging om met de ander in gesprek te komen. Hierbij wil de schrijver zijn lezers en leerlingen juist helpen. Dat de wet goed is omdat deze -via ontdekking- doet zoeken naar de Middelaar, is slechts één kant van de wet. Krachtens haar wezen, zoals gegeven in het paradijs, is de wet goed. Juist wie Christus mag kennen, leert de goedheid van de wet beamen en liefhebben.
Er zijn in dit boek nog wel enkele formuleringen die voor heroverweging in aanmerking komen. Maar ik waardeer de bedoeling van de schrijver. Als hij onder zijn leerlingen en lezers, jongeren (en ouderen) telt die kritisch doorvragen -en waar gebeurt dat tegenwoordig niet- dan zou hier en daar meer aan de orde moeten komen.