Fiets past bij hardwerkende en gedisciplineerde calvinisten
In de krant had ik al gelezen dat Donner zich als nieuwbakken minister van Justitie bij voorkeur verplaatste op een fiets, zwart van kleur en daterend uit een tijdperk dat rijwielen nog werden gemaakt voor het verre nageslacht. Maar toen ik de bewindsman daadwerkelijk op zijn indrukwekkende vehikel voorbij zag gaan, maakte zich plaatsvervangende trots van me meester. Zo’n bewegend monument hadden ze nergens.
Ik heb eigenlijk nooit geweten waarom deze minister aan zijn goede, oude Gazelle de voorkeur gaf boven de auto met chauffeur, maar als ik moet raden, heb ik niet lang nodig. Donner vond zo’n privilege maar onzin. Hij had toch een fiets in het schuurtje staan? Zijn voorgeslacht had zich van zo’n voertuig bediend, dus waarom zou hij zich dan per glanzende limousine naar het Binnenhof laten transporteren? De gedachte dat een dienstauto met chauffeur glans zou geven aan zijn bestaan kwam hem bij voorbaat belachelijk voor. En zo was Donner als fietsende minister de belichaming van het oer-Hollandse motto dat je gewoon moet doen en dan al gek genoeg doet. Donner op z’n klassieke tweewieler verdient wat mij betreft een plaatsje bij Madam Tussauds.
Hij fietste deze week in mijn gedachten weer langs toen ik in een bijlage van een krant las dat we ”de week van de fiets” beleven. Nooit geweten dat we zoiets hadden en onduidelijk is wat het evenement precies voorstelt, maar mooi vind ik het wel. Wat is er Hollandser dan de fiets? Het is ons nationale beeldmerk, ons vaderlandse paradepaardje. Elders rijden er uiteraard ook volop fietsen rond, maar de gedaante waarin en de wijze waarop hij hier in de Lage Landen aanwezig is, is echt uniek. Er is eigenlijk maar één land dat serieus met ons kan concurreren en dat is China. Op foto’s van de grote steden in dat land zijn steevast hele drommen fietsen te zien, net zo veel als vogels in een zwerm. Maar dat flutspul waarop de Chinezen zich verplaatsten, dat lijkt echt nergens naar. Daarbij vergeleken zijn de stalen uitvoeringen die bij ons domineren, toonbeelden van onvergankelijkheid. Ze zijn als robuuste zakhorloges die de vluchtige Chinese kermisklokjes doen verbleken.
De bewuste publicatie waarin van de fietsweek gewag werd gemaakt, stond afgedrukt in de Volkskrant. Het betrof een interview met een Australische hoogleraar die door ons gebruik van de fiets helemaal in verrukking is gebracht. Hij heeft een boek geschreven waarin hij stelt dat de steden wereldwijd alleen nog zijn te redden als er snel een einde komt aan de opmars van de auto en hij weet nu hoe het anders moet.
In ons land zag hij met eigen ogen dat de fiets een uitgelezen alternatief is voor dat stinkding dat de steden dreigt te verstikken. Volgens hem hebben wij het grootste aantal kilometers rijwielpad ter wereld. Daardoor is fietsen redelijk veilig, dit in tegenstelling tot zijn thuisland. Om die reden heeft hij het Nederlandse model omarmd en wil hij dat nu in Australië gaan invoeren. Een strak plan, lijkt me.
Ik vrees alleen dat de hoogleraar er niet is met wat extra kilometers fietspad aan te leggen. Toen een Australiër mij vertelde dat hij ook een fiets had maar hem net als de meeste andere bezitters in zijn land zelden gebruikte, was mijn wedervraag hoe dat toch kwam. Eerst opperde hij dat het wel aan het klimaat zou liggen, maar dat vond hij bij nader inzien niet zo’n goed excuus. Hij woonde in een regio met het mooiste weer van de wereld. Toen kwam hij met de vele bergen in het land op de proppen, maar ook dat argument kon geen stand houden omdat de meeste mensen in de tamelijk vlakke kuststrook wonen. „Nou, laat ik dan maar eerlijk zijn. We zijn er gewoon te lui voor”, lachte hij.
Dat zijn wij Hollanders in ieder geval niet, analyseert zijn landgenoot in de Volkskrant. Op de vraag van de journalist waarom wij zo veel fietsen, komt hij bij Calvijn terecht. Calvinisten werken hard en tonen discipline. Dat hoort volgens hem zelfs bij de predestinatie. Dat laatste lijkt me wat vergezocht maar, als volgelingen van de Geneefse reformator weten we al wel van jongs af aan dat we in het zweet van ons aanschijn ons brood zullen eten. We moeten de handen (en voeten) laten wapperen. Er dient gewerkt te worden. Zo bezien is verplaatsing in een auto heel oncalvinistisch geworden, want er komt geen druppeltje zweet meer aan te pas. Daarentegen is de fiets juist heel erg calvinistisch. In boekjes over vrome mensen staan de hoofdpersonen niet voor niets vaak met een fiets afgebeeld. Zelden met een auto.
Jammer dat de fiets nog niet bestond toen Calvijn leefde. Hij zou ongetwijfeld net zo’n stoere tweewieler als Donner hebben aangeschaft. Had hij ook op zondagmiddag op zijn stalen ros met vakantie kunnen gaan in plaats van met de zeilboot. Daarmee zou hij een deel van zijn geestelijke nazaten een groot plezier hebben gedaan. Want zeilen op zondag vinden ze maar losbandig, terwijl een fietstocht op de rustdag met een beetje goede wil nog net door de beugel kan. Voor de fiets hebben we nu eenmaal een zwak en dat moet vooral zo blijven, zeker als het om kloeke exemplaren gaat.