Opinie

Wonderen van Jezus verwonderen

Wat is de betekenis van de wonderen van Jezus voor de apologetiek?

27 October 2012 11:39Gewijzigd op 14 November 2020 23:57
Jos de Keijzer  Foto RD
Jos de Keijzer Foto RD

Wie wonderen serieus neemt, loopt al snel aan tegen de kritiek van David Hume bijna 300 jaar geleden. Deze Schotse filosoof schrijft in zijn ”An Enquiry Concerning Human Understanding” (1748): „Geen getuigenis is voldoende om een wonder te staven, tenzij het getuigenis van een zodanige aard is, dat de ontkenning ervan nog wonderbaarlijker zou zijn dan het feit dat het probeert te staven.” Hume was een verlichtingsdenker, een empiricist. Alleen wat zintuigelijk waarneembaar is, gold voor hem als kennis. Samen met Hume deden veel intellectuelen wonderen in de Bijbel in de ban. Voor Hume ging het zover dat hij niet eens zeker was of hij in het dagelijks leven oorzaak en gevolg kon waarnemen. Hij twijfelde zo’n beetje aan alles en ging een potje schaken om zijn gedachten te verzetten. Humes scepticisme was een doodlopende weg. Niet alleen wonderen worden er onmogelijk mee, maar ook het dagelijks leven.

Humes scepticisme was niet alleen een probleem omdat het niets opleverde. Het duwde andere manieren om aan kennis te komen van hun plaats. Humes empiricistische filosofie sluit nauw aan bij de wetenschappelijke methode die in zijn tijd tot ontwikkeling kwam. Volgens deze methode geldt wat je op een herhaalbare manier in een laboratorium kunt vaststellen als kennis. Dat botst met het hele idee van historisch onderzoek. De geschiedenis is niet herhaalbaar en bestaat evenmin uit voorspelbare fenomenen. De geschiedenis stelt ons voor een onvoorstelbare hoeveelheid unieke gebeurtenissen die nooit zullen terugkomen.

Hume, empiricisme en de verlichting horen bij wat wij nu het modernisme noemen. In deze periode werden waarden en normen gescheiden van wetenschappelijk vast te stellen feiten. De laatste waren echt, de eerste deden niet echt meer mee en werden gedegradeerd tot de status van een ”mening”. Godsdienst, inclusief wonderen, hoorde ook bij de eerste groep van ”niet-kennis”. Eigenlijk waren de modernisten helemaal niet zo objectief. Nog voordat men begon te praten over religieuze beleving, zeg wonderen, waren er al knoeperts van denkfouten gemaakt.

Irritatie

Veel denkers zijn erachter gekomen dat de denkwijze van het modernisme meer problemen oplevert dan oplossingen aandraagt. In de postmoderne tijd wordt er in toenemende mate anders tegen wonderen aangekeken. Men vindt het nog steeds erg onwaarschijnlijk dat Jezus uit de dood is opgestaan, maar er is veel meer openheid voor religiositeit en spiritualiteit. Bovennatuurlijke en onverklaarbare dingen worden niet meer a priori van de hand gewezen. Tegelijk blijft het moeilijk om te bewijzen dat Jezus echt wonderen deed. We kunnen niet meer terug naar een premoderne wereld (lees: vóór de verlichting) waarin het bestaan van God en de historiciteit van de Bijbel niet of nauwelijks betwijfeld werden en wonderen dus vanzelf de functie konden vervullen van bewijs.

De moeite van de postmoderne mens met de wonderen van Jezus richt zich echter vooral op een ander punt. Wat de postmoderne mens men name dwarszit, is niet dat Jezus mogelijk een wonderdoener was, maar dat die wonderen onderdeel zijn van Zijn exclusieve claim de enige weg tot God te zijn. Hebben wonderen dan nog een apologetische waarde of functie?

Wat de apostel Paulus zegt over de prediking van het Evangelie is ook op wonderen van toepassing. De Griekse filosofen vonden het Evangelie een dwaasheid. Ze kijken vandaag nog steeds mee over de schouders van de moderne scepticus die het idee van wonderen belachelijk vindt. Wetenschap wil harde feiten en filosofie zoekt universele abstracte concepten. Daar hoort geen mens bij die door Zijn leven en opstanding uit de dood de centrale figuur in de wereldgeschiedenis blijkt te zijn.

Paulus schrijft dat datzelfde Evangelie een ergernis is voor de Joden. Klinken eenzelfde soort irritatie en verontwaardiging niet door in de stem van de postmoderne spirituele mens die ruimte wil geven aan zo veel mogelijk stemmen, maar boos wordt op het wonder dat verwijst naar de uniekheid van Jezus? Alleen Hij maakt waarlijk vrij; alleen Hij staat op uit de dood; alleen Hij is de weg tot God en authentiek mens-zijn. Daar willen mensen vandaag de dag nog steeds niet aan.

Als zodanig bewijzen wonderen nog steeds niets. Maar ze zijn wel onderdeel van het ”Jezusverhaal”, en prikkelen ieder die met deze Man in aanraking komt. Wie ”iets met Jezus heeft” zal het hele plaatje serieus moeten nemen. Er is geen Jezus los van de evangeliën. De Jezus van de evangeliën is de enige die er is. Dat is een Jezus inclusief wonderen, radicale uitspraken, zelfopoffering, dood en opstanding. Het is óf de wonderbaarlijke Jezus, óf geen Jezus. Geen wonderen? Dan ook geen Jezus. De functie van wonderen is dan ook om mensen te dwingen tot een beslissing vóór of tegen Hem.

Hoop en doop

De wonderen van Jezus stoten mensen af, terwijl ze hen tegelijk aantrekken. Wonderen zijn aantrekkelijk omdat ze te midden van een wanhopige wereld als symbool wijzen op de hoop, genezing en vernieuwing die God in Christus aanbiedt. Wonderen stoten af omdat ze als teken de identiteit van Jezus aanduiden: alleen Hij, Hij Die wonderen doet, de Man van smarten, is het Die het Koninkrijk van God zal inluiden. Iedereen wil de hoop van Jezus, vrijwel niemand wil de doop van Jezus. De wonderen geven aan dat het koninkrijk er al is, maar ook dat de poort ernaartoe via Jezus gaat.

Zoals Kierkegaard al aangaf in zijn ”Oefening van het christelijk geloof” is het niet echt mogelijk om je Jezus toe te eigenen op je eigen voorwaarden, of Hem te domesticeren voor eigen gebruik – daar moeten wij in de kerk ook voor uitkijken. Jezus blijft de grote steen des aanstoots en Zijn wonderen –en dan vooral het grootste wonder, de opstanding– staren ons mensen aan. We kunnen ons niet meer achter Humes argument verschuilen. Wat doen we met Jezus’ wonderen? Aanvaarden we Jezus op Zijn voorwaarden? Waar de apologeet voldoende voorhanden heeft om de wonderen van Jezus te beargumenteren, moet hij er tegelijk voor waken deze wonderen niet als hapklare brokken aan te bieden. Wonderen verwonderen! Daar zijn ze voor bedoeld.

Jos de Keijzer, promovendus aan Luther Seminary in Minnesota (VS). Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl

Verder lezen over dit onderwerp

Søren Kierkegaard, Oefening in christendom, Budel, Damon 2011.

James F. Sennet and Douglas Grouthuis (eds.), In Defense of Natural Theology: A Post-Humean Assessment, .

R. Douglas Geivett and Gary R. Habermas (eds.), In Defense of Miracles: A Comprehensive Case for God’s Action in History, Downers Grove IL, InterVarsity Press 1997.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer