Ussher gaf zelfs de zondvloed een datum
De zondvloed begon op zondag 7 december in het jaar 2349 voor Chr. en eindigde op vrijdag 18 december 2348 voor Chr. toen Noach de ark verliet. Kennelijk is de wereldwijde vloed een historisch feit waaraan gewoon een datum gehangen kan worden, zo blijkt uit het werk van de puriteinse anglicaan en aartsbisschop James Ussher.
Dergelijke precieze dateringen klinken hedendaagse mensen nogal ongeloofwaardig, zelfs fantastisch in de oren. Wie uitgaat van de evolutietheorie kan zich er al helemaal niets bij voorstellen. Geen wonder dat vandaag de dag de draak wordt gestoken met de ”Annals of the World” van Ussher. „Meestal door mensen die hij geen blik waardig zou hoeven keuren”, meent Nolen Floyd Jones, een Amerikaanse theoloog, geoloog en wiskundige. Hij promoveerde in 1993 op Usshers werk met zijn dissertatie ”The chronology of the Old Testament”.
„Ook veel christenen zijn bang om hun vingers aan Ussher te branden, uit angst dat anderen hen niet meer serieus zullen nemen. Ik merk die vrees bij mezelf ook wel”, verklaart prof. dr. Pieter Siebesma, oudtestamenticus aan de universiteit van het Belgische Heverlee, in een reactie.
Is die bezorgdheid echter wel nodig? Larry Pierce van de creationistische organisatie Answers in Genesis meent van niet. Hij gaf de omvangrijke ”Annals” in 2003 opnieuw uit in hedendaags Engels en voegde er een studie aan toe over de werkwijze van de Ierse geleerde.
Usshers werkwijze was zuiver wetenschappelijk, aldus Pierce. De aartsbisschop begon met de aanname dat de Bijbel de enige betrouwbare bron is voor chronologische informatie uit de periode die de Bijbel beschrijft; alle andere bronnen die hij raadpleegde, beschouwde hij als daaraan ondergeschikt.
Vervolgens bouwde Ussher zijn chronologie op vanuit het scheppingsjaar 4004 voor Chr. Die becijferde hij op basis van geslachtsrekeningen en getallen in de Bijbel. De datum van de eerste dag stelde de aartsbisschop op de avond voor 23 oktober, volgens hem de eerste zondag in de astronomische herfst. Op basis daarvan berekende hij bijvoorbeeld een specifieke datum voor de zondvloed, het moment dat Noach de ark verlaat en andere gebeurtenissen in de wereld.
Alleen al de mogelijkheid om op basis van de Bijbel zo’n wetenschappelijke analyse te doen en daar logische conclusies uit te trekken, verbaast Floyd Jones. „Het geeft de Bijbel en de christelijke religie een totaal aparte positie ten opzichte van andere godsdiensten en hun geschriften. Op basis van de islamitische Koran, de pantheïstische Veda’s, de Upanishads en Bhagavad-Gita van de hindoe’s, het Achtvoudige pad van het boeddhisme en de Analecten van Confucius, is een dergelijk nauwkeurig vergelijkend onderzoek onmogelijk.”
Dat Ussher vooraf bepaalde aannames deed, is overigens niet zo vreemd. De hedendaagse wetenschap handelt niet anders, maar bouwt haar chronologie –die miljarden jaren omvat– op het seculiere idee van een kosmische evolutie.
John Eddy, astrogeofysicus van het High Altitude Observatory in het Amerikaanse Boulder, gaf in 1978 toe dat Ussher wat dat betreft evenveel recht van spreken heeft als de huidige astronomische wetenschap. „Ikzelf veronderstel dat de zon 4,5 miljard jaar oud is. Als ik echter sommige nieuwe en onverwachte meetresultaten gebruik die het tegendeel lijken aan te tonen, samen met enkele drastische herberekeningen en een theoretische correctie, denk ik te kunnen leven met de leeftijd voor de aarde en de zon die bisschop Ussher heeft berekend. Ik denk niet dat daar veel wetenschappelijk astronomisch bewijs mee in tegenspraak is”, aldus Eddy in het vakblad Geotimes, geciteerd door Larry Pierce.
Hoewel Usshers chronologie resultaat is van gedegen onderzoek van de Bijbel en oude bronnen, botst deze geregeld met de seculiere geschiedschrijving die absolute dateringen voorschrijft op basis van radiometrisch onderzoek, met bijvoorbeeld koolstofdatering. Pierce concludeert: „Archeologie is voor geschiedschrijving wat evolutie is voor wetenschap”: een allesbeheersend uitgangspunt.
„Niemand hoeft zich echter door die seculiere pretenties te laten intimideren”, meent Floyd Jones. Hij kent de dateringsmethoden als geoloog van binnenuit en stelt dat de chronologie wordt opgerekt door „talloze wetenschappelijk ongeldige filosofische aannames, samen met vernuftige wiskundige berekeningen.” Bovendien geeft het in zijn visie slechts blijk van vooringenomenheid wanneer hedendaagse historici de Joodse chronologie in het Oude Testament ondergeschikt achten aan de geschiedschrijving van andere volkeren.
Pierce vindt het spijtig dat christelijke historici dit onderzoeksgebied grotendeels laten liggen en overlaten aan seculiere wetenschappers. En als ze zich er al mee bezighouden, proberen ze de Bijbelse geschiedenis te plooien naar de seculiere wetenschappelijke resultaten, constateert de Amerikaan.
Ten diepste gaat het daarbij volgens Pierce om de vraag: „Geloven we in het feilbare woord van een zondig, gevallen mens, die bezig is zijn theorie te vormen? Of vertrouwen we het onfeilbare Woord, geschreven door God Zelf, Die nooit een fout zal maken?”
Usshers chronologie –die is gebaseerd op de Masoretische tekst van de Bijbel– heeft volgens Floyd Jones zijn „strikt technische en wiskundig exacte onderzoek glansrijk doorstaan.” In zijn dissertatie noemt hij de Ierse aartsbisschop de „ongeslagen prins van alle chronologisten.”
Dit is het tweede deel in een vierluik over de zondvloed. Maandag deel 3.
Wie was Ussher?
De kleine James ziet op 4 januari 1581 het levenslicht in de Ierse hoofdstad Dublin. Al jong besluit hij om zich volledig aan de kerk te wijden. Een studie theologie volgt hij aan de Dublin University, in die dagen een gerenommeerd instituut. Ussher maakt snelle vorderingen, zodat hij op 20-jarige leeftijd in Dublin kan worden geordend als priester binnen de Anglicaanse Kerk.
Zijn ster stijgt snel. Op de leeftijd van 26 jaar is hij al hoogleraar en voorzitter van de theologische faculteit. Ten slotte vindt hij in 1625 zijn standplaats in Armagh, waar hij tot aartsbisschop wordt gewijd, de hoogst mogelijke positie binnen de Iers-Anglicaanse Kerk. Drie jaar later benoemt koning James I hem tot zijn persoonlijke raadsman.
De opvolger van James I, Karel I, krijgt in 1649 te maken met forse tegenstand vanuit het Britse parlement. Het leidt ertoe dat koning Karels hoofd op het schavot rolt. Een van de leiders van de opstand is de puritein Oliver Cromwell.
In deze roerige tijd werkt Ussher rustig verder aan zijn omvangrijke chronologie van de aarde. In 1650 rolt de eerste, Latijnse editie van de persen, de ”Annales Veteris Testamenti” een omvangrijk boekwerk van 1600 pagina’s. De Engelse vertaling, ”Annals of the World”, volgt postuum in 1658.
Hoewel Ussher het optreden van de Engelse houwdegen tegen de koning veroordeelt, acht Cromwell de aartsbisschop hoog. Wanneer deze op 21 maart 1656 overlijdt, zorgt Cromwell ervoor dat de geleerde Ier een vorstelijke begrafenis ontvangt en bijgezet wordt in de Westminster Abbey in Londen. Zijn grafsteen vermeldt: „Onder de geleerden was hij de meest heilige, en onder de heiligen de meest geleerde.”
Scheppingsjaar 4004 v. C.
De herkomst van het jaar 4004 v. Chr. vergt zo’n honderd pagina’s in de ”Annals”. Toch is Usshers berekening behoorlijk transparant.
Hij telt in Genesis 1 tot 11 van schepping tot zondvloed 1656 jaar; tot Abrahams komst in Kanaän (Genesis 12) zijn er 2083 jaren verstreken. Vervolgens neemt Ussher enkele ijkpunten uit de Bijbelse geschiedenis. Zo verliepen er tussen Abrahams komst in Kanaän en de uittocht uit Egypte 430 jaren (Galaten 3:17); tussen de exodus en de bouw van Salomo’s tempel 479 jaren (1 Koningen 6:1); van tempelbouw tot de scheuring van het rijk 37 jaren; van de scheuring tot de uiteindelijke wegvoering van Juda in 584 v. Chr. –4 jaar na de val van Jeruzalem– ruim 390 jaar (Ezechiël 4:4 tot en met 6).
Als Ussher ten slotte alles optelt, komt hij uit op 4005 jaar v. Chr. Daarvan trekt hij 1 jaar af, omdat de christelijke jaartelling begint bij het jaar 1 en niet bij 0. Dus moet de wereld zijn geschapen in 4004 v. Chr. aldus Ussher.
Larry Pierce merkt op dat Ussher de seculiere geschiedschrijving zelfs corrigeert, die stelt dat de val van Jeruzalem pas in 586 v. Chr. zou hebben plaatsgehad, in plaats van in 588 v. Chr. Ussher baseert zich onder meer op Jeremia 25:1. Daar correspondeert het vierde regeringsjaar van koning Jojakim van Juda in jaar 607 v. Chr. met het eerste van koning Nebukadnezar. Deze was volgens de Babylonische gebruiken onderkoning tot de dood van zijn vader. Die stierf in 605 v. Chr. Sommige seculiere historici tellen de regeringsperiode van Nebukadnezar daarom –foutief volgens Pierce– pas vanaf 605 v. Chr.
Scheppingsdag 23 oktober
Het viel Ussher op dat het Joodse Nieuwjaar in de herfst valt. Bovendien geldt dat niet alleen het Joodse volk, ook andere antieke volkeren vieren de jaarwisseling in het najaar. Daar moet een goede reden voor zijn, meende Ussher: God schiep de wereld in het najaar. Vervolgens pakte hij de eerste zondag van de herfst als startpunt voor zijn chronologie.
Iedereen weet echter dat de astronomische herfst meestal valt op 21 september en niet op 23 oktober. Dat verschil komt doordat er in het verleden nogal eens is geschoven met de kalender.
De kalender die vandaag de dag in gebruik is, dankt de wereld aan de Romein Julius Caesar, een systeem van twaalf maanden van verschillende lengte. Doordat een jaar iets minder dan 365,25 dagen lang is, spoort de kalender na enkele eeuwen niet meer met de werkelijke datum. Daarom stelde paus Gregorius XIII in 1582 een correctie voor: het jaar 1584 raakte 10 dagen kwijt en 1700, 1800 en 1900 zouden geen schrikkeljaar zijn.
Gebruikmakend van de juliaanse kalender telde Ussher terug van Julius Caesar tot de schepping en becijferde met de gregoriaanse correctie dat hij 32 dagen te veel had; die verrekende hij met 21 september. Zo kwam de geleerde Ier uit op 23 oktober als eerste dag van de wereld.