CDA verloor zetels door ontrouwe kerkleden
DEN HAAG – Het dramatische verlies van het CDA heeft al veel pennen en tongen in beweging gebracht. Veelal wordt de ontkerkelijking als belangrijkste reden genoemd, maar de christendemocratie verloor zeker zo veel zetels door kerkleden die niet langer CDA stemden.
In het nieuwste nummer van Christen Democratische Verkenningen, het blad van het wetenschappelijk instituut voor het CDA, schrijven Pieter Jan Dijkman, CDV-hoofdredacteur, Erik Borgman, hoogleraar publieke theologie aan Tilburg University, en Paul van Geest, hoogleraar kerkgeschiedenis aan dezelfde universiteit, een artikel waarin ze dat aantonen. En passant krijgt de partij een aantal adviezen.
Het CDA behaalde in 2006 41 zetels. Uit onderzoek blijkt dat dit resultaat te danken was aan het feit dat iets minder dan de helft van alle kerkleden op het CDA stemde. Van de onkerkelijken stemde ongeveer 12 procent op de partij.
In 2010, toen het CDA twintig zetels verloor, stemde slechts een kwart van de kerkleden op de partij. En 5 procent van de onkerkelijken.
In 2012 moest de partij nog eens acht zetels inleveren en nu moet zij het doen met een schamele dertien zetels. Hoewel er nog geen uitgebreide kiezersonderzoeken beschikbaar zijn, lijkt het voor de hand te liggen dat de trend dat kerkmensen zich massaal afkeren van de partij, bij de laatste verkiezing heeft doorgezet.
Omdat deze ontwikkeling zich in slechts zes jaar voltrok, is het volgens de scribenten „niet logisch om te suggereren dat gelovigen tegenwoordig geloof en politiek gescheiden houden.” Dijkman, Borgman en Van der Geest stellen dat veel mensen die gelovig zijn –of ze nu kerkganger zijn of niet– best op het CDA willen stemmen. „Maar dan moet wel duidelijk zijn dat het CDA aansluit bij datgene wat zij vanuit hun geloof van belang vinden. Dat is een groter, hardnekkiger probleem voor de christelijke politiek: het gebrek aan een urgente boodschap, aan een langetermijnperspectief, aan een verhaal dat hoop voedt en daardoor grenzen overstijgt.”
De toekomst van het CDA hangt daarom mede af van de vraag of de partij erin slaagt „een overtuigende waardenagenda te voeren, die soms ingaat tegen de heersende cultuur.” Door de toenemende nadruk op wetenschap, technocratie en schaalvergroting worden vragen naar oorsprong, doel, welzijn en waardigheid van mensen, belangrijker. „De vraag is of christendemocraten niet alleen kunnen laten zien dat zij deze zorgen delen, maar vanuit hun bronnen een hoopvol perspectief weten te ontwikkelen”, aldus de drie scribenten in hun artikel.
Frissen, oud-gouverneur van Limburg en onderzoeker van het CDA-verlies in 2010, schrijft in hetzelfde nummer van CDV dat de partij het oude dogma van gespreide verantwoordelijkheid een nieuwe invulling moet geven.
„Het CDA zou zich in de regio’s en de steden moeten ontwikkelen als een activistische partij. Nieuwe lokale partijen als Leefbaar Rotterdam (tegen de overheersende bestuursstijl van de PvdA), Leefbaar Utrecht (tegen grootscheepse centrumplannen) en Red Amsterdam (tegen de Noord/Zuidlijn) zijn daar goede voorbeelden van.”
Frissen vindt dat er binnen een federatief CDA meerdere stromingen mogelijk moeten zijn, gezien de cultuurverschillen die er nu eenmaal zijn tussen de provincies boven en die beneden de grote rivieren. Maar volgens de oud-gouverneur is er vooral behoefte aan „een groot verhaal, met wervende leiders en waardevolle politiek, en met initiatieven waar Limburgers en Friezen zich weer behaaglijk bij gaan voelen. Wie steekt het spirituele haardvuur aan?”