De vrees bestaat dat voor- en tegenstanders van de Syrische president Bashar al-Assad elkaar te lijf gaan. De Libanese oppositie beschuldigt al-Assad ervan achter de bomaanslag op veiligheidschef Wissam al-Hassan te zitten. Hassan leidde het onderzoek naar de bomaanslag op premier Rafik al-Hariri in 2005 en concludeerde dat Syrië erachter zat. Hassan maakte evenals de meeste opstandelingen in Syrië deel uit van de soennitische islam. Libanon bestaat uit christenen, soennieten en sjiieten, die elk ongeveer een derde deel van de bevolking uitmaken.

De oppositie eist ook dat premier Najib Mikati aftreedt, omdat hij nauwe banden heeft met de Syrische president. De regering van Mikati wordt gedomineerd door de sjiitische Hezbollah, die door Syrië wordt gesteund. Mikati bood dit weekeinde zijn ontslag aan om de weg vrij te maken voor een regering van nationale eenheid, maar president Michel Suleiman weigerde dat.

Het Libanese leger maande de politici maandag tot kalmte en om vooral op hun woorden te letten om verdere onrust onder de bevolking te voorkomen. Volgens de legertop „staat het lot van de natie op het spel”. Indien nodig zal het leger „beslissende maatregelen” nemen om chaos te voorkomen.

In de hoofdstad Beiroet en in de noordelijke stad Tripoli kwam het maandag weer tot gevechten. De zwaarste schermutselingen waren in Tripoli, waar zeker zes doden vielen en tientallen mensen gewond raakten. Een van de slachtoffers is een 9-jarig meisje dat omkwam door een kogel van een sluipschutter. In een voornamelijk door soennieten bewoonde wijk in Beiroet kwam een man om die in een vuurgevecht raakte tussen militairen en onbekende schutters.