Postrefo’s niet binnenboord houden door vrolijker levensstijl
Postrefo: het woord begint zo langzamerhand in te burgeren. Onlangs vermeldde het Reformatorisch Dagblad op de voorpagina dat er begin volgende maand een ontmoetingsdag wordt gehouden voor mensen die de reformatorische kerken verlaten hebben. Dat onder leiding van een PKN-predikante die ook tot die categorie behoort.
Zij zegt dat ze in haar werk veel mensen tegenkomt die worstelen met hun reformatorische verleden. De zaken worden dan ook professioneel aangepakt. Als zzp’er heeft ds. Stomphorst bureau Zayit opgericht, dat zich richt op de problematiek van de postrefo’s. Zij wil mensen een lichter, zinvol leven bezorgen. Voor slechts 62,50 euro kun je op 3 november verslag doen van je bevrijdingstocht en leer je de last aanpakken die je nog steeds vanuit je refoverleden meedraagt.
Het verschijnsel dat mensen wanneer ze volwassen worden of op latere leeftijd breken met de reformatorische kring waarin ze opgegroeid zijn, neemt wellicht toe, maar is zeker niet iets van de laatste tijd. Dat gebeurt al jaren, om niet te zeggen eeuwenlang. De aantrekkingskracht van de moderne samenleving doet zich ook in de meest orthodoxe kringen gevoelen.
Soms betekent de breuk met hun zware opvoeding dat mensen radicaal met kerk en godsdienst breken. Anderen blijven op hun manier nog wel godsdienstig. Zij zoeken hun heil elders in de kerkelijke wereld. In een aantal gevallen is dat laatste overigens niet meer dan een tussenstation op weg naar de totale onkerkelijkheid.
Ook in de Rooms-Katholieke Kerk of de Gereformeerde Kerken (denk aan Den Uyl) hebben tallozen met hun kerk gebroken. Een paar jaar geleden verscheen het boek ”Ooit evangelisch”, waarin mensen vertellen van hun breuk met een evangelische gemeente.
De boeken van Jan Siebelink en Franca Treur, waarin zij terugzien op hun reformatorische jeugd, kregen recent in de brede samenleving veel aandacht. Ook andere ex-refo’s beschreven hun afscheid van de geloofsovertuiging en het levensklimaat waarin ze opgroeiden. De een was daarbij wat venijniger dan de ander.
Nu zou verkeerd zijn om de forse kritiek die daarin vaak geuit wordt in de richting van het ouderlijk en kerkelijk milieu zonder meer van de hand te wijzen. Ook al liggen de aversie en de vijandschap er in de boeken dik bovenop, toch stellen de vaak autobiografische documenten ons voor pijnlijke vragen.
Waarom wisten onze gemeenten deze afgedwaalde schapen niet vast te houden? Vaak hebben ze op een reformatorische school gezeten. Waar heeft de godsdienstige opvoeding in het gezin gefaald? Eens hebben hun vader en moeder met hen bij de doopvont gestaan en beloofd hen te onderwijzen en te doen onderwijzen in de waarachtige en volkomen leer der zaligheid. Wat is daarvan terechtgekomen?
Vragen die je, als het goed is, ook na jaren niet los zullen laten. Het is en blijft je kind, je broer of je zus, ook al is de afstand qua levensovertuiging en levensgedrag nog zo groot geworden.
Tegelijkertijd moeten we al die kritische en spottende opmerkingen over het refomilieu waar men uit komt, niet zomaar voor zoete koek slikken. Was de auteur niet bezig zijn frustraties van zich af te schrijven? Wilde hij niet graag laten zien hoe modern en verlicht hij inmiddels wel geworden was?
Bovendien hoor je het verhaal over die bekrompen en liefdeloze ouders en dat benepen en sombere kerkelijke milieu maar van één kant. Feitelijk zou er misschien heel wat tegen in te brengen zijn, wat op z’n minst een meer adequate kijk op de zaak geeft. En vanuit de Bijbel zullen wij allerlei dingen anders taxeren. Wat afhakers achterhaald noemen, zullen wij wellicht als waardevol blijven beschouwen.
In ieder geval moeten we niet denken dat we deze afhakers binnenboord moeten houden door een ruimere godsdienst en een vrolijker levensstijl. Als dat al zou gelukken, dan verlies je in feite veel en veel meer dan je wint.
De auteur is oud-hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. Reageren? gedachtegoed@refdag.nl