Drie maanden voor te vondeling leggen
De Amsterdamse politierechter M. van der Kuijl heeft woensdag de 20-jarige R. D. en haar 42-jarige moeder H. el M. veroordeeld tot elk drie maanden voorwaardelijke gevangenisstraf.
El M. liet op 22 januari 2002 de circa 2,5 maand oude dochter van D. achter in een hal van het Slotervaartziekenhuis in Amsterdam. Het kind, verwekt door een vriendje van D., dreigde de familie dusdanig te schande te maken dat moeder en dochter gezamenlijk besloten het te vondeling te leggen.
„Absoluut niet te tolereren”, zo luidde het oordeel van officier van justitie B. van Roessel. Zij zag haar eis in het vonnis bevestigd. „Verschrikkelijk”, was de kwalificatie van de politierechter van het voorval. Beide magistraten waren van mening dat D. en El M. een andere oplossing hadden kunnen en moeten zoeken voor de netelige, sterk door hun Marokkaanse achtergrond bepaalde situatie.
De destijds 18-jarige D. zou worden uitgehuwelijkt aan een man in Marokko, tegen haar wil. In haar woonplaats Amsterdam had zij een vriendje. Nadat zij van hem zwanger was geraakt, werd haar positie thuis nagenoeg onhoudbaar. Zij vreesde de toorn van haar vader. Hij kwam er pas vlak voor de bevalling achter dat zijn dochter zwanger was. Volgens D. werd hij hierom „heel boos, helemaal gek en maandenlang ziek.”
D. beviel thuis en sloot zich vervolgens met de baby op in een kamer van het ouderlijk huis, om de geboorte geheim te houden voor de omgeving. De familie wilde niet „door de omgeving uitgelachen” worden.
Nadat het kind tijdelijk door een schoonzus was verzorgd, viel het besluit dat het kind definitief weg moest. Moeder El M. bracht het meisje samen met een van haar zoons naar het Slotervaartziekenhuis, waar het in een bed in een hal op de vierde etage werd achtergelaten. Het kind was gewikkeld in een dekentje. Personeel van het hospitaal trof de vondeling spoedig aan en schakelde zowel de politie als de Raad voor de Kinderbescherming in.
De Raad legde al snel een verband met de betrokken familie, omdat medewerkers ervan wisten dat kort daarvoor een ongezond ogende baby uit het huis van de schoonzus was verdwenen. Zowel moeder El M. als dochter D. legden bij de politie vlot bekentenissen af.
Inmiddels verblijft het meisje in een pleeggezin. D. maakte aanvankelijk gebruik van een bezoekregeling, maar heeft haar dochtertje nu al geruime tijd niet meer gezien. Zij hoopt haar ooit terug te krijgen. Officier Van Roessel achtte deze wens „niet geloofwaardig”, omdat D. verzuimt contact te houden met de gezinsvoogd. Politierechter Van der Kuijl meende dat D. en haar moeder „duidelijk geschrokken” zijn van het gebeurde, maar uitte tevens haar twijfels over de toekomst van D. en haar dochtertje.