Offerfeest
Een Pakistaanse man inspecteert de tanden van een geit om de leeftijd van het dier vast te stellen. Hij is op de veemarkt van Peshawar op zoek naar een geschikt offerdier. Binnenkort, op 27 oktober, begint het jaarlijkse islamitische Offerfeest, Eid Al-Adha.
Daarbij wordt herdacht dat Abraham gehoor gaf aan de goddelijke opdracht om zijn zoon te offeren. Een engel weerhield hem ervan dit daadwerkelijk te doen; in plaats van zijn zoon mocht Abraham een schaap offeren.
Daarom slacht elke moslim die er geld voor heeft op de eerste dag van het Offerfeest een schaap, of geit, koe, os, buffel of kameel. Dat gebeurt meestal in het dorp waar de man geboren is.
Oppervlakkig gezien lijkt deze geschiedenis van Abraham jodendom, christendom en islam te verbinden. Niets is echter minder waar. Volgens de islamitische traditie is het immers zo dat Abraham Ismaël, de zoon van slavin Hagar, offerde, en niet Izak –de zoon van Sara– zoals Genesis vermeldt.
En dat verschil is cruciaal. De apostel Paulus schrijft in zijn brief aan de Galaten: „Maar wat zegt de Schrift? Werp de dienstmaagd uit en haar zoon; want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije.” Want, zo had God Abraham beloofd: „In Izak zal uw zaad genoemd worden.” Dat is ten diepste waar geworden in het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt, Jezus Christus.
Dat maakt geen Offerfeest ongedaan.