„Wet mensenhandel te vaak verkeerd gebruikt”
DEN HAAG – Vergelijkt haar rapport appels met peren, of laat het zien dat rechters in mensenhandelzaken vaker dan wenselijk is zijn te betrappen op fouten? Nationaal rapporteur mensenhandel Dettmeijer: „De wet wordt te vaak verkeerd toegepast.”
„Wilt u nog andere voorbeelden?”, vraagt Dettmeijer na de presentatie van haar rapport. Het boekwerk lag al bij de drukker toen de rechtbank in Arnhem maandag oordeelde in een mensenhandelzaak. Als het tijdsmatig nog had gekund, had de uitspraak het rapport zeker gehaald. Om precies te zijn in eenzelfde blauw tekstkader als waarin Dettmeijer alle casussen heeft laten afdrukken waarin het oordeel van de rechter volgens haar analyse rammelt.
De Arnhemse zaak ging over een meisje dat slachtoffer was geworden van mensenhandel. Ze was 14 jaar oud, minderjarig dus. Dettmeijer: „Maar dát wist ik niet, voerde de dader tijdens de zitting aan, en wat blijkt? Dat argument van onwetendheid laat de rechter meewegen om de straf te matigen. Terwijl zoiets volgens de wettekst en de jurisprudentie van de Hoge Raad niet terzake doet.”
Moeiteloos springt Dettmeijer over naar een volgende zaak; over een slachtoffer van gedwongen prostitutie dat al eerder in de seksbranche werkzaam was. „Rechters wegen zo’n arbeidsverleden soms mee in hun strafmotivering, alsof dat de dwang minder erg maakt. Maar bij uitbuiting in de agrarische sector speelt het ook geen rol als een slachtoffer voorheen asperges stak of aarbeien plukte. Waarom voor prostitutie dan wel?”
Dettmeijers boodschap is duidelijk: Wie ruim 400 rechterlijke uitspraken in mensenhandelzaken doorneemt, kan altijd een keer met de wenkbrauwen fronsen. „Maar voordat ik een oordeel geef, heb ik bij elke zaak eerst gekeken naar wat de rechter bewezen heeft verklaard, en vervolgens naar welk etiket hij daarop heeft geplakt. Op die manier kun je zaken sorteren en uitsluiten dat verschillen in oordelen te maken hebben met de omstandigheden van het geval. Zo kom ik tot de conclusie dat rechters in deze zaken de wet te vaak verkeerd toepassen.”
Eén voorbeeld dan nog, mét concrete aantallen, over de strafbepaling die het werven van mensen in land A om in land B de prostitutie in te gaan, verbiedt. Dettmeijer: „Nergens staat erbij dat het ertoe doet of een verdachte daarbij dwang uitoefent, of dat een slachtoffer vrijwillig meegaat.” Ze bladert in haar rapport en citeert een uitspraak van de rechtbank van Amsterdam van 4 februari 2010 over twee verdachten die beiden een slachtoffer meenamen van Bulgarije naar Nederland: „Van dwang, (bedreiging met) geweld en/of misbruik van een kwetsbare positie was geen sprake, dus vrijspraak.”
Een uitzondering? Dettmeijer: „In acht van de negentien vrijspraken inzake deze bepaling is het ontbreken van dwang of uitbuiting ten onrechte de reden tot vrijspraak geweest. Dat is bijna de helft.”