Sloos schrijft militair proefschrift ”Gewapend met kennis”
Het ”Handboek soldaat” is ongetwijfeld het bekendste militaire boek, maar de militaire literatuur reikt tienduizenden pagina’s verder. Dr. L. P. Sloos onderzocht de militaire boekcultuur in Nederland in een vuistdik proefschrift: ”Gewapend met kennis”.
De uitvinding van het buskruit lijkt in de militaire geschiedenis belangrijker dan de komst van militaire studies. Toch waren het de militaire handboeken die ervoor zorgden dat in de vijftiende eeuw het gebruik van buskruit als een lopend vuurtje door Europa ging. Bevelvoerders in het leger beschikten voor 1500 wel over boeken als Julius Caesars ”De bello Gallico”, maar dergelijke boeken waren niet beschikbaar voor gewone officieren. Door de uitvinding van de boekdrukkunst veranderde dat. Kennis bleek krijgsmacht.
De stroom militaire boeken begon in Italië. Daarvandaan verspreidden de boeken van bijvoorbeeld Leonardo da Vinci zich over Europa. Het eerste militaire boek dat in de Nederlanden werd gedrukt, was een Franstalig werk van een Italiaanse auteur. De bekende Antwerpse drukker Plantijn drukte het boek, dat veel invloed zou hebben op handboek ”De sterctenbouwing” van de Nederlandse ingenieur en uitvinder Simon Stevin. Stevin, die ook adviseur van prins Maurits was, schreef overigens niet alleen voor de vestingbouwer, maar ook voor de belegeraar. Na zijn dood vond zijn zoon een manuscript met de titel ”Vant belegheren der steden en sterckten”.
Reglementen
Een andere Nederlander, Jacob de Gheyn, schreef een van de eerste reglementen. Het handboek ”Wapenhandelinghe” maakt met woorden én illustraties duidelijk hoe de soldaten hun „roers, musquetten ende spiessen” moesten gebruiken. Het reglement werd in de daaropvolgende eeuwen door talloze andere reglementen opgevolgd, bijvoorbeeld in de jaren vijftig door het roemruchte VPTL – het ”Voorschrift voor de uitoefening van de Politiek-Politionele Taak van het Leger.” En voor de soldaten die dat voorschrift toch niet interessant vonden, verscheen het boekje ”Kennis van het V.P.T.L.: Een kwestie van leven of dood!”
In de vijf eeuwen tussen Da Vinci en het VPTL veranderde er veel op militair terrein. Sloos, conservator van het Legermuseum in Delft, beschrijft deze veranderingen en laat zien dat er in Nederland pas laat een eigen militaire boekcultuur ontstond. Voor het onderzoek bestudeerde Sloos het boekenbezit van defensie. Het gaat dan om boeken bij militaire instellingen, zoals de Koninklijke Militaire Academie (KMA), maar ook bij militair-historische bibliotheken, zoals die van het Legermuseum. Een van Sloos’ conclusies is dat er binnen defensie een „bewaartraditie” leeft: vrijwel alle boeken die in soms 200 jaar oude catalogi worden beschreven, zijn nog terug te vinden. Defensie bezit dus veel boeken en volgens Sloos –en dat is een belangrijke conclusie– speelden ze ook een grote rol in de Nederlandse krijgskunde.
Sloos’ studie bestaat uit drie delen. In het eerste deel brengt Sloos het boekenbezit van Defensie in kaart. Het tweede deel bestaat uit veertien hoofdstukken waarin hij verschillende zaken uit de praktijk bestudeert. Het laatste deel van het boek bestaat uit nawerk. Het gaat dan om de noten, de bibliografie en veel overzichten, zoals een lijst met militaire bibliotheken in Oost-Indië en diverse catalogi.
Een van de verschillende praktijkvoorbeelden die Sloos beschrijft, is het boek met de lange titel ”Korte beschrijvinge, ende af-beeldinge van de generale regelen der fortificatie, de artillerie, munition, ende vivres, van de officieren der selver en de hare commissien, van de Leger-aerde-wallen, de approchen met het tegenweer, ende van vyverwercken”. Auteur is Hendricus Hondius, een tekenaar en uitgever, die zich dus als burger waagde aan een militair boek.
Dominee
Pas in de negentiende eeuw, stelt Sloos, is er sprake van een zelfstandige, Nederlandse militaire boekencultuur. Veel van die boeken werden uitgegeven door ‘gewone’ uitgevers, die kennelijk brood zagen in deze boeken.
Maar niet alleen de koopman, ook de dominee bemoeide zich met de militaire boeken. Een boeiend hoofdstuk is dat over de zedenkundige boeken in de negentiende eeuw. Zo verscheen in 1815 een ”Zedekundig handboek voor den militairen stand”. Predikanten schreven boeken zoals ”Geestelijke wapenrusting van een christelijken krijgsman”. Ook in andere boeken werden Bijbelse lessen meegegeven aan de vaak jonge en dienstplichtige soldaten. Wat dat betreft past het initiatief van de Gereformeerde Bijbelstichting om Bijbels aan militairen mee te geven in de Nederlandse traditie.
Sloos heeft een indrukwekkend proefschrift geschreven, dat bovendien prachtig is uitgevoerd. Het boek telt verschillende kleurenkaternen, maar daarnaast ook tientallen zwart-witillustraties. Alleen al om die reden is het jammer dat het onderzoek zo specialistisch is.
”Gewapend met kennis” is voor de militair historicus een interessant boek, maar het is jammer dat een methodische verantwoording ontbreekt. Daardoor is niet altijd duidelijk met welk doel een casus wordt besproken en hoe representatief de besproken casus is. Ook in de conclusie kon de grote lijn van het onderzoek helderder verwoord worden. Daarnaast blijft de vraag naar de kwaliteit en de invloed van de Nederlandse militaire scribent onbeantwoord.
Tijdschriften
Jammer is ook dat er weinig aandacht wordt gegeven aan militaire tijdschriften. Deze tijdschriften vallen buiten de onderzoeksopzet, maar meer nog dan in boeken is het tijdsbeeld in tijdschriften te vinden.
Aan het eind van het boek blijft de vraag wat Jan Soldaat heeft gemerkt van al die publicaties Of hield die het bij het ”Handboek soldaat”? Het antwoord op die vraag is wellicht stof voor een nieuw militair-historisch boek.
Boekgegevens
”Gewapend met kennis. 500 jaar militaire boekcultuur in Nederland”, L. P. Sloos; uitg. Vantilt, Nijmegen, 2012; ISBN 978 94 6004 070 2; 544 blz.; € 34,95.