Eerherstel voor oorlogspremier De Geer
Oorlogspremier De Geer (1870-1960) staat niet best bekend: een zwakkeling die negen maanden na de inval van de Duitsers tegen de gemaakte afspraken in toch voet zette op Nederlandse bodem. Ook schreef hij een dubieuze brochure waarvoor hij in 1947 werd gestraft.
Promovendus Meindert van der Kaaij stelt het beeld van de hervormde politicus bij.
Jonkheer dr. Dirk Jan de Geer is een staatsman uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Hij startte in 1901 als gemeenteraadslid in Rotterdam, was daarna burgemeester, gedeputeerde en minister van Binnenlandse Zaken en van Financiën. In 1939 werd de CHU’er minister van Algemene Zaken ad interim en voorzitter van de ministerraad.
De Geer stond binnen de CHU bekend als vooruitstrevend. Zo pleitte hij als Kamerlid als enige in zijn fractie voor het algemeen kiesrecht. Verder voerde hij regelmatig pleidooien om de socialistische SDAP (een van de voorlopers van de PvdA) aan de regering te laten deelnemen. Het leverde hem de bijnaam ”rode jonker” op.
De Geer was scherpzinnig en een harde werker, maar zijn optreden was solistisch. In 1940 moest hij zijn ambt onder grote druk van koningin Wilhelmina neerleggen.
Een opmerkelijke breuk in een glanzende carrière. Toen de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen, stortte de wereld van De Geer in. Hij was nerveus, lamgeslagen en besluiteloos. Hij wilde zo snel mogelijk weer vrede en pleitte voor onderhandelingen met de Duitsers. Daardoor verloor hij het vertrouwen van Wilhelmina, die de overige ministers preste om De Geer weg te werken. De manier waarop dat ging, is een smet op het blazoen van de vorstin, zo blijkt uit het boek.
Geen pacifist
Van der Kaaij –in het dagelijks leven werkzaam bij verzetskrant Trouw– toont aan dat De Geer geen hooghartige patriciër was, zoals velen dachten, maar een nuchter persoon, gespeend van alle ijdelheid. Ook was De Geer geen pacifist, zoals velen dachten; hij had wel een irenische inslag. Verder zijn de kwaliteiten van De Geer na de oorlog consequent slechter voorgesteld dan ze in werkelijkheid zijn geweest.
Toch neemt Van der Kaaij De Geer niet in alle opzichten in bescherming. Hij toont aan dat de politicus de aard van de Tweede Wereldoorlog niet doorzag. Na zijn ontslag maakte De Geer enkele fouten die afbreuk deden aan zijn carrière. Zijn eerste fout was terugkeer naar Nederland; heimwee naar zijn vrouw was hem de baas geworden. Een nog grotere misstap was de publicatie van een brochure waarin hij pleitte voor een Europa waarin Engeland en Duitsland in vrede leven.
Van der Kaaij toont aan dat veroordeling van De Geer door het Bijzonder Gerechtshof (ingesteld om oorlogsmisdadigers te bestraffen) een stap te ver was. Oud-minister Gerbrandy speelde daarbij een kwalijke rol. Hij legde onjuiste verklaringen af en beschuldigde de ex-premier van desertie. De Geer heeft de veroordeling nooit kunnen verkroppen. Verbitterd bracht hij zijn laatste jaren door.
De Trouwjournalist eindigt zijn boek met een mijmering van Jan Blokker in de Volkskrant. Laatstgenoemde vroeg zich af hoe de nationale nagedachtenis van De Geer was geweest als hij net voor de Duitse inval zou zijn overleden. Dan had het in Nederland „zonder enige twijfel gewemeld van straten en pleinen die naar De Geer waren vernoemd.”
Boekgegevens
”Een eenzaam staatsman, Dirk de Geer (1870-1960)”, Meindert van der Kaaij, uitg. Verloren, Hilversum, 2012; ISBN 978 90 870 4293 6; 518 blz.; € 45,-.