In memoriam: Inge Lievaart (1917-2012)
SCHEVENINGEN – De dichteres Inge Lievaart is maandagmiddag in haar woonplaats Scheveningen overleden. Ze werd 95 jaar.
Lievaart werd op 14 april 1917 geboren op Texel in een gereformeerd schoolmeestersgezin, dat later naar Scheveningen verhuisde. Toen ze negentien was stierf haar moeder, en vanaf dat moment runde zij –als oudste dochter– het gezin. Tot haar 57e jaar zorgde ze voor haar vader, daarna moest ze voor het eerst van haar leven een baan zoeken. Ze kwam terecht op de redactie van Woord en Dienst, bij uitgeverij Boekencentrum, waar ze enkele jaren later om gezondheidsredenen met werken moest stoppen.
Lievaart debuteerde in 1944 onder het pseudoniem Anna Terweel met de clandestiene dichtbundel ”Biecht van een christen aan zijn volk”. De opbrengst was bestemd voor onderduikers. Na de oorlog raakte ze betrokken bij het protestants-christelijke tijdschrift Ontmoeting. Ze voelde zich tot het dichterschap geroepen: „Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik een stem van het geloof zou moeten zijn.”
Haar poëzie was moeilijker toegankelijk dan die van Nel Benschop en andere pastorale dichters, maar ze verwierf er zich een eigen plaats mee op het terrein van de christelijke literatuur. Ze publiceerde tientallen bundels met verzen, gebeden, liederen en kindergedichten. In latere jaren ontdekte ze ook nieuwe vormen, zoals de haiku en de tanka.
Lievaart kan getypeerd worden als dichteres van het verlangen:
Levenslang dit reiken
zelfs vanuit geluk
richting naar nog verder
dieper hoger rijker
door geen droom te lokken
want een stem gehoord
want een roep vernomen
strekken in verlangen
naderbij te komen
in te gaan in zien
In een interview met deze krant, vijf jaar geleden, zei ze: „Veel mensen weten niet wat verwachten is. Als ze bidden doen ze hun handen meteen weer dicht, ze houden ze niet open om te ontvangen. Het kan zijn dat je persoonlijke zorgen niet opgelost worden – dat probleem valt trouwens bij mij nu haast weg, ik zit al zo dicht bij de grens.
Maar als je bidt om het heil van de gemeente, en dán niet verwacht, ben je ongelovig. Het is niet verwonderlijk dat de strijd alleen maar lijkt toe te nemen: ik zie in de Schrift dat het erbij hoort, het zijn de weeën van de geboorte, zoals Jezus zegt. En daarom kan ik toch niet anders dan hoopvol naar de toekomst kijken. Dwars door die weeën heen verwacht ik iets wat niet te beschrijven is.”