Kalverhouderij groeit zonder extra ammoniak
UDDEL – Stel je hebt een veehouderij op de Veluwe en je wilt uitbreiden omdat je zoon in het bedrijf komt. Dan krijg je onherroepelijk te maken met de Natuurbeschermingswet (NBW). Slim rekenen biedt kansen, is de ervaring van Jan Vos.
Vleeskalverhouder Jan Vos uit Uddel stond zeven jaar geleden voor de Raad van State omdat de gemeente Apeldoorn, waar Uddel onder valt, de geplande uitbreiding van zijn bedrijf tegenhield. Vos verloor: zijn plannen liepen stuk op de strenge milieuregels van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn.
Dit jaar heeft hij wel succes. Een slimme combinatie van technische maatregelen en schuiven met dieren van de oude naar de nieuw te bouwen stal gaf de doorslag. Vorige week gaf de provincie Gelderland de vereiste Natuurbeschermingswetvergunning af. Daarmee staat ook voor Apeldoorn, dat de omgevingsvergunning moet verstrekken, het sein op groen.
Jan Vos is een van de tientallen kalverhouders in het gebied Uddel-Elspeet, een agrarische enclave die omsloten is door kwetsbaar natuurgebied. De uitstoot van ammoniak mag hier niet toenemen. Het vergt van veehouders de nodige creativiteit om hun bedrijf up-to-date te houden.
Vorig jaar werd Vos er door zijn adviseur op gewezen dat hij, net als zijn collega’s in het gebied, binnenkort een vergunning zou moeten aanvragen op grond van de Natuurbeschermingswet (NBW). Deze verplichting volgt uit een aantal uitspraken van de Raad van State. Inmiddels zijn provincies bezig hier uitvoering aan te geven. Gelderland bijvoorbeeld schrijft dit najaar 1500 boeren aan.
Omdat een zoon van Vos het bedrijf in de toekomst wil overnemen, was de 51-jarige kalverhouder al van plan te moderniseren. „We hebben nog een paar verouderde schuren staan, die ik wil vervangen. Om de investering terug te kunnen verdienen, is ook uitbreiding gewenst.”
Een uitbreiding mag echter geen extra ammoniakuitstoot opleveren. „Het kan alleen als je emissierechten uit de provinciale ammoniaksalderingsbank kunt krijgen of als je technische maatregelen neemt. Die salderingsbank is nog leeg, zodat we moesten kiezen voor investeren in luchtwassers”, zegt Vos’ adviseur Steven van Westreenen.
De luchtwassers halen het leeuwendeel van de ammoniak uit de stallucht, voordat die naar buiten wordt geblazen. Maar de techniek is peperduur. Vos: „Het kost me 100 euro per kalverplaats extra. Ik ga er niet meer installeren dan nodig is.”
Zijn adviseur sloeg aan het rekenen: hoe groot moet de nieuwe stal zijn, op welke afstand van het bos komen de emissiepunten, hoeveel traditionele kalverplaatsen kan Vos inruilen om nog binnen zijn ammoniakplafond te blijven?
Het plaatje ziet er uiteindelijk als volgt uit: de nieuwe stal biedt straks ruimte voor 720 dieren; tegelijk gaat het aantal in de oude stallen terug van 900 naar 728. Er worden dus 118 kalveren uitgeruild. De stikstofemissie op het natuurgebied neemt hierbij af van 2250 naar 2135 kilo. „Dat is nodig omdat de nieuwe stal dichter bij het bos staat”, verklaart Van Westreenen.
De conclusie is eenvoudig: Jan Vos kan zijn bedrijf met zo’n 600 dieren uitbreiden binnen zijn ammoniakplafond. Het bedrijf heeft (weer) toekomst.
Vos mest zijn kalveren op contract voor de VanDrie Group, een zogenoemde integratie die beschikt over eigen slachterijen en melkpoederfabrieken.
De Uddelse kalverhouder hield zijn situatie op tijd tegen het licht. Maar volgens Van Westreenen zijn lang niet alle veehouders zo ver. „Ik schat dat 30 tot 40 procent van onze klanten bezig is met de gevolgen van de NBW voor hun bedrijf. In de enclave Elspeet-Uddel is dat misschien maar 10 procent.”
Dat is niet zonder risico. Vos: „Als blijkt dat je moet inkrimpen om een NBW-vergunning te krijgen, heb je kans dat de integratie je toeslagrechten (Europese subsidie, TR) opeist. De integratie is de juridische eigenaar van de kalveren.”
Op zichzelf is Vos niet negatief over de toekomst van de kalverhouderij, hoewel de prijzen door een verminderde vraag uit Italië –gevolg van de crisis– onder druk staan. „Er blijft echt wel markt voor kalfsvlees. Maar het is zaak dat je je bedrijf blijft ontwikkelen”, vindt Vos.