De plaats van de vrouw in Israël en Ugarit
Titel:
”Women in Ugarit and Israel. Their Social and Religious Position in the Context of the Ancient Near East”
Auteur: Hennie J. Marsman
Uitgeverij: Brill, Leiden, 2003; 781 blz.
ISBN 90 04 117326
Pagina’s: € 139,-. Wat was de plaats van de vrouw in Israël ten tijde van het Oude Testament? Had zij het beter of slechter dan haar ’zuster’ in de omringende landen en culturen van die tijd? Dit is een van de hoofdvragen die Hennie J. Marsman behandelt in haar Engelstalige dissertatie ”Women in Ugarit and Israel: Their Social and Religious Position in the Context of the Ancient Near East.”
In feministische kringen leeft de vooronderstelling dat vrouwen in het oude Israël niet te benijden waren. Men wijst dan graag met een beschuldigende vinger naar de officiële godsdienst van Israël als de grote boosdoener. Daar werd alleen een mannelijke God vereerd; volgens bepaalde kringen leidde dat er automatisch toe dat mannen het voor het zeggen hadden en dat vrouwen niet of nauwelijks in tel waren. Bij de omringende volkeren kende men een aantal goden en godinnen; het ligt dan voor de hand om te denken dat in deze culturen voor vrouwen een grotere plaats ingeruimd was in het dagelijks leven.
Maar berust deze vooronderstelling op waarheid? Was de positie van de vrouw in Israël zo veel slechter dan die van vrouwen bij de buurvolkeren?
Om een antwoord op deze vragen te krijgen, zet Marsman de situatie van vrouwen in Ugarit (een Kanaänitische stadstaat aan de Middellandse Zee, ten tijde van de richters) en Israël naast elkaar. Deze twee gebieden hebben een totaal verschillende (officiële) godsdienst. In het Israël van de Bijbel was er sprake van een monotheïstische religie met één God, terwijl Ugarit een polytheïstische religie met goden én godinnen had.
Godsdienstige positie
Hoewel de schrijfster met name gericht is op Ugarit en Israël, heeft ze ook veel aandacht voor omringende landen, zoals het oude Babylon en Egypte. Ze wil de situatie daar als achtergrond gebruiken om de positie van de vrouw in Ugarit en Israël scherper in beeld te krijgen. Op deze manier is beter te zien wat in de wereld van die tijd gebruikelijk was.
In haar kijk op de Bijbel en het ontstaan van de godsdienst van Israël sluit de auteur aan bij bepaalde stromingen uit de moderne theologische wetenschap. Ze benadert de teksten uit Ugarit en Israël op gelijke wijze. Op deze manier zet ze het Oude Testament op één lijn met de godsdienstig-literaire teksten uit Ugarit. Haar visie op het ontstaan van de Bijbel wordt niet expliciet genoemd; maar als ze ingaat op de vraag of de moeder aan haar kind een naam geeft (blz. 236), komt de bronnensplitsingstheorie om de hoek kijken en worden J, E en P zonder nader commentaar genoemd. In de lijn van de moderne wetenschap gaat ze ervan uit dat de wortels van de godsdienst van Israël in Kanaän liggen (blz. 477, 486). Ze schrijft dat het geloof in de HEERE in de loop van de tijd hieruit is gegroeid; vanaf de tijd van David werd de HEERE pas als de belangrijkste God van Israël vereerd (blz. 485).
Het grootste gedeelte van het boek (hoofdstuk 2 en 3, samen 584 bladzijden) wordt besteed aan onderzoek naar de sociale en godsdienstige positie van de vrouw in het oude Nabije Oosten. In hoofdstuk 2 komen allerlei terreinen van het sociale leven van een vrouw zeer uitgebreid en systematisch aan de orde. In de paragraaf over de vrouw als echtgenote komen achtereenvolgens aan de orde: de keuze van de partner, verkeringstijd, huwelijk (met als subparagrafen ”de wettelijke basis van het huwelijk” en ”was het huwelijk een godsdienstige instelling?”), getrouwde vrouw (met de subparagrafen ”man en vrouw” en ”de eigen plaats van een vrouw in het gezin”), het ontbinden van het huwelijk.
Helaas kent hoofdstuk 3, de godsdienstige positie van de vrouw, niet zo’n nauwkeurige onderverdeling. Daardoor is het voor de lezer lastig om een bepaald aspect van het godsdienstige leven van de vrouw in Ugarit te vergelijken met dat van een vrouw uit Israël.
Kleine verschillen
Het nieuwe van deze dissertatie ligt niet zozeer in het onderzoek naar de plaats van de vrouw op zichzelf. De schrijfster is veel meer gericht op de vraag of een andere soort godsdienst eveneens een andere positie van de vrouw met zich meebrengt. Vanwege deze invalshoek kan de schrijfster gebruikmaken van het werk dat anderen verricht hebben. De lijst van aangehaalde schrijvers maakt duidelijk dat ze er veel geraadpleegd heeft. Een complete lijst van geraadpleegde literatuur ontbreekt echter. De meeste titels zijn slechts in voetnoten vermeld. Hierdoor is het zeer omslachtig om na te gaan welke werken van een bepaalde auteur geciteerd worden.
Wie geïnteresseerd is in de godsdienstige en sociale positie van de vrouw in het oude Nabije Oosten kan bij het lezen van deze dissertatie zijn hart ophalen. Ze is een wegwijzer naar veel primaire en secundaire informatie over dit onderwerp.
De meeste primaire informatie over de positie van de vrouw in Ugarit en Israël komt uit respectievelijk ”Keilalphabetische Texte aus Ugarit” (KTU) en het Oude Testament. Deze literaire teksten zouden volgens de schrijfster niet vrij zijn van ideologische invloeden. Allereerst stelt ze dat in een patriarchale cultuur vaak bevooroordeeld over vrouwen wordt geschreven. Het is dan niet altijd zeker of de teksten spreken over de werkelijkheid of over het ideaalbeeld, zoals mannen dat graag gezien zouden willen hebben.
Vervolgens vraagt de schrijfster zich af of de teksten alleen maar gedachten en situaties van de hogere klasse in de samenleving weergeven, zonder aandacht te besteden aan de minderbedeelden.
Vanwege deze problematiek legt de auteur in hoofdstuk 4 haar resultaten uit hoofdstuk 2 en 3 naast gegevens afkomstig uit niet-literaire bronnen (brieven, zegels en administratieve teksten, bij opgravingen gevonden). Deze extra informatie is voor haar echter geen aanleiding om het beeld dat ze in hoofdstuk 2 en 3 had geschetst, te herzien.
Uit haar onderzoek blijkt dat de sociale positie van vrouwen in Ugarit ongeveer gelijk was aan die van vrouwen in Israël. Ook wat betreft de godsdienstige positie zijn de verschillen veel kleiner dan algemeen gedacht werd. Haar eindconclusie luidt dan ook dat zowel in Ugarit als in Israël (als in het gehele oude Nabije Oosten) vrouwen ondergeschikt waren aan mannen (bladzijde 738).
Helaas komt de bevoorrechte positie van (de vrouw in) Israël niet aan de orde: In Ugarit kwamen vrouwen niet verder dan het dienen van dode afgoden, maar in Israël waren ze geroepen tot de dienst aan de levende God, om zo te delen in het heil dat Hij wil schenken.