De oorlog is zoet... voor wie hem niet meemaakte
Het zijn de eerste woorden van een bekende spreuk van Erasmus: „De oorlog is zoet...” Het verrassende vervolg is echter: „…voor wie hem niet heeft meegemaakt.” Erasmus wist genoeg van machthebbers, van strijd en van slachtoffers die de oorlogen in zijn tijd maakten om dit te kunnen zeggen.
Hoe waar het woord van Erasmus is, wordt al snel duidelijk uit twee boeken die het leven van soldaten tijdens een oorlog beschrijven en in beeld brengen. Het eerste boek, ”Soldatenleben” van de Duitse cultuurhistoricus Daniel Furrer, verscheen naar aanleiding van het feit dat het dit jaar 200 jaar geleden is dat de soldaten van Napoleon te voet tegen Rusland ten strijde trokken. Het was een veldtocht die diepe sporen in het Europees bewustzijn heeft achtergelaten. Een leger van 675.000 man vertrok. Uiteindelijk keerden slechts 80.000 soldaten terug.
Furrer beschrijft het verloop van deze tocht vanuit het perspectief van de eenvoudige soldaat en dat is een aangrijpend relaas geworden. Bewaarde dagboeken, verslagen en brieven geven een beeld van wat de ene mens de andere kan aandoen.
Iets meer dan honderd jaar later herhaalde zich deze diepe ellende in wat later de Eerste Wereldoorlog is gaan heten. Wat Furrer vanuit teksten laat horen, laat de Oostenrijkse fotohistoricus Anton Holzer in een speciale uitgave van ”Die andere Front” met beelden nog duidelijker zien. In 500 foto’s wordt de waanzin van deze oorlog, en van het geestelijke, psychische en lichamelijke gevolgen die hij had voor kinderen, vrouwen en mannen, op een aangrijpende manier zichtbaar.
Het is triest dat dit conflict ontstond in een Europa dat nog steeds overwegend christelijk was. Christenen beschoten elkaar omdat de een Frans en de ander Duits sprak. Tegelijk is het te gemakkelijk om van een afstand en achteraf ons oordelen te vellen. Het is niet goed om voorbij te gaan aan gronden die een oorlog (of in ieder geval verdediging met militaire middelen) noodzakelijk en legitiem maken. Niettemin zijn boeken als die van Furrer en Holzer een aansporing om strijd en oorlog niet te zoeken, noch te verheerlijken.
Oorlogen zijn in het verleden vaak begonnen met conflicterende geloofsovertuigingen. Een bekend voorbeeld hiervan zijn de zogeheten Hussietenoorlogen, die tussen 1419 en 1434 plaatshadden. Nadat de reformator Jan Hus in 1415 in Konstanz door de Rooms-Katholieke Kerk op de brandstapel was gebracht en vermoord, probeerde de koning van Bohemen de aanhangers van Hus uit het kerkelijke en politieke leven te verdringen.
Omdat de hussieten hiertegen in verzet kwamen, volgde een reeks veldslagen waarbij wederzijds veel geweld werd gebruikt. Onder redactie van Franz Machilek verscheen de bundel ”Die hussitische Revolution”, waaruit duidelijk wordt hoezeer een religieus verschil van mening aanleiding en motief kon worden voor politieke acties. Waar geloof een rem op geweld had moeten zijn, werd het juist motor van geweld. En wel zo dat al snel nauwelijks nog duidelijk was wat de strijd met geloof te maken had.
Datzelfde zien we bij Albrecht von Wallenstein (1583-1634), gevierd en gevreesd veldheer tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648). Minder bekend is dat hij als Duitse Tsjech hussitisch was opgevoed, maar zich zonder scrupules verrijkte met van hussieten in beslag genomen geld en goed. In deze oorlog vocht hij dan ook aan rooms-katholieke zijde tegen de protestanten. De Dertigjarige Oorlog maakte hem rijk en hij organiseerde zijn eigen leger dat voor de Habsburgse keizer vocht.
In 1632 stierf Wallensteins tegenstander, de Zweedse koning Gustaaf Adolf II, in de slag bij Lützen, in de buurt van Leipzig. Toen deze vijand wegviel, was er geen reden voor de keizer om Wallenstein te handhaven, zeker niet toen bleek dat hij buiten hem om met de vijand overlegde. Korte tijd later werd hij vermoord.
Aan deze gebeurtenissen in 1632 is onlangs een expositie gewijd. De bijhorende catalogus verscheen bij Verlag Janos Stekovics; in dit indrukwekkende boek zijn ook enkele lezingen over dit onderwerp opgenomen. In zijn oorsprong ging de Dertigjarige Oorlog om religie –rooms-katholiek tegen protestant– maar Wallenstein ging het slechts om het oorlogvoeren als zodanig, om buit te kunnen maken en roem te vergaren. Van zijn hussitische opvoeding was niets merkbaars overgebleven. Ook dat kan de oorlog met mensen doen.
Van een andere orde –maar minstens even riskant– is het wanneer religie en theologie gestuurd worden door de politiek. In het geval van de Duitse protestantse theoloog Paul Althaus (1888-1966) wordt dat bijvoorbeeld heel duidelijk. André Fischer beschrijft de theologische ontwikkeling van Althaus in de jaren 1918 tot 1933. Tijdens de crisisjaren meende Althaus in de opkomende volksbeweging van het nationaalsocialisme een mogelijkheid tot herkerstening te zien. Daarmee werd de lutherse theologie van Althaus tot een politieke theologie. Deze had overigens meer met religie dan met theologie te maken, in die zin dat het vooral om religieuze gevoelens ging, en niet zozeer om een denken vanuit God.
Fischer neemt de lezer mee in Althaus’ denken en dat is in die zin spannend dat hij getuige wordt van een onvermijdelijk lijkend proces waarbij Althaus onbedoeld intellectueel instrument van Hitlers politiek wordt.
In tegenstelling tot Althaus had de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) een calvinistische achtergrond. Dat is ook de reden waarom Barth het nationaalsocialisme als antichristelijk, en de theologie die deze beweging ondersteunde als heidens ontmaskerde. Een deel van de bijdragen in de bundel ”Kirche, Theologie und Politik im Reformierten Protestantismus”, die onder redactie van Matthias Freudenberg en Georg Plasger verscheen, gaat in op Barths visie op kerk, theologie en politiek.
Barth ging in zijn verzet tegen de politieke theologie van mensen als Althaus c.s. zo ver dat je je kunt afvragen of christelijke politiek nog wel mogelijk is. Barth besefte echter wel dat het voeren van een oorlog soms een roeping van God kan zijn om met geweld de tirannie te verdrijven.
Naar de mens gesproken heeft Erasmus’ geboorteland aan dat beginsel zijn vrijheid te danken.
”Soldatenleben. Napoleons Russlandfeldzug 1812”, Daniel Furrer; uitg. Schöningh, Paderborn; ISBN 978 3 506 77408 8; 328 blz.; € 34,90; ”Die andere Front. Fotografie und Propaganda im Ersten Weltkrieg”, Anton Holzner; uitg. Primus, Darmstadt; ISBN 978 3 86312 032 0; 368 blz.; € 24,90; ”Die hussitische Revolution. Religiöse, politische und regionale Aspekte”, Franz Machilek (red.); uitg. Böhlau, Keulen; ISBN 978 3 412 20891 2; 292 blz.; € 39,90; ”Die blut’ge Affair bei Lützen. Wallensteins Wende”, Maik Reichel en Inger Schuberth (red.); uitg. Janos Stekovics, Wettin-Löbejün; ISBN 978 3 89923 292 9; 304 blz.; € 24,80; ”Kirche, Theologie und Politik im Reformierten Protestantismus”, Matthias Freudenberg en Georg Plasger (red.); uitg. Neukirchen/Foedus, Wuppertal; ISBN 978 3 7887 2534 1; 196 blz.; € 29,90; ”Zwischen Zeugnis und Zeitgeist. Die politische Theologie von Paul Althaus”, André Fischer; uitg. Vandenhoeck & Ruprecht, Göttingen; ISBN 978 3 525 55786 0; 800 blz.; € 130,-.