Menigerlei genade
Johannes 6:27
„Want Deze heeft God de Vader verzegeld.” Van Christus komt de naam christenen, hetgeen zoveel betekent als: ”deelgenoten aan een heilige zalving”. Ware christenen hebben niet enkel de naam zonder de zaak. Zij, die christenen genaamd worden, hebben de zalving, die deze Naam te kennen geeft. Ze zijn dus ook gezalfd, maar niet zoals Christus. Deze zalving was absoluut en op zichzelf beschouwd eindig, evenals de menselijke natuur van Christus op zichzelf eindig was. Zijn zalving was zonder maat. In Hem woonde de Geest in Zijn volheid, maar in ons naar onze maat. Ze werd over Christus, ons Hoofd, overvloedig uitgegoten en daalde neer tot op de zoom van Zijn klederen. „God gaf Hem de Geest niet met mate” (Johannes 3:34).
God vervulde de menselijke natuur van Christus tot haar uiterste vermogen met al de volheid van de Geest der kennis, der wijsheid, der liefde. Boven alle schepselen, opdat Hij ten volle en krachtdadig Zijn middelaarschap kon bedienen. Hij was in uitgebreidheid vervuld met alle soorten van genade en in kracht vervuld met alle trappen van genade. „Het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zou” (Kolossensen 1:19).
John Flavel, predikant te Dartmouth
(”Preken”, 1671)