Zorg voor gehandicapten kan creatiever
Niet de beleidsmatige wensen, maar de wensen en mogelijkheden van de directbetrokkenen moeten een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van knelpunten in de kwaliteit die gehandicapteninstellingen bieden. Dat is de mening van ir. B. J. van der Vlies en Willem de Wildt
na lezing van een recent rapport van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Cbz). Slecht sanitair, te weinig privacy en te kleine zit-/slaapkamers. Dat zijn in het kort de schokkende conclusies van het vorige week verschenen rapport van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen (Cbz) over de gehandicaptenzorg.
De kwaliteit van de voorzieningen in deze sector is sterk onvoldoende. Soms is de situatie nog erger; gemiddelden camoufleren de resultaten enigszins. Het is daarom onverantwoord verder te bezuinigen op de kwaliteit van de gehandicaptenzorg. Ook moeten instellingen de ruimte krijgen voor creatieve oplossingen.
Helft onvoldoende
De negatieve resultaten worden vooral geboekt bij instellingen met meer dan vijftig bewoners. Veel van deze instellingen voldoen niet aan de door het college gestelde kwaliteitseisen. De helft van deze gebouwen krijgt een onvoldoende. Vooral de factor sanitair is van grote invloed op deze score. In zes van de tien gevallen is er te weinig sanitair, terwijl de privacy in de helft daarvan tekortschiet. In die situaties is er bijvoorbeeld sprake van meerdere douches of toiletten in één ruimte en groepsgewijs wassen van bewoners.
Op kleinere locaties is de situatie gelukkig beter. Maar ook daar is de woonkwaliteit in drie van de tien instellingen sterk onder de maat.
De SGP waardeert de huidige beleidslijn van VWS dat gehandicapten zo veel mogelijk moeten kunnen integreren in de maatschappij. Gehandicapten willen vaak wonen in een gewone woonwijk en niet in grote instellingen elders. Deze wensen moeten, indien enigszins mogelijk, worden gerespecteerd. De veel slechtere resultaten van de grote instellingen maken alleen wel duidelijk dat de vermaatschappelijking te ver doorslaat.
Er moet niet alleen aandacht zijn voor nieuwbouw van kleinere instellingen. De vaak oudere grote instellingen mogen niet worden verwaarloosd. Het gaat immers wel over de woonvoorzieningen van meer dan de helft van de gehandicapten.
In veel gevallen betekent terugkeer naar kleinschaligheid meer ruimte voor persoonlijke aandacht en begeleiding. Deze versterking van de betrokkenheid van het personeel bij de gehandicapte verdient een krachtige stimulans. De inzet van begeleiders of verzorgers kan veel van de bouwkundige ongemakken verzachten.
Een goede inzet van het personeel alleen is echter niet de enige oplossing. De resultaten van het onderzoek maken duidelijk dat de kwaliteit van de woonomgeving een stevige impuls verdient. De woonkwaliteit is van grote invloed op het welbevinden van de gehandicapte. De vermaatschappelijking is eenzijdig gericht op de bouw van kleine instellingen. Niet iedere gehandicapte wil kleinschalig en in een gewone woonwijk wonen. Juist als de overheid keuzevrijheid wil bieden, moet er ruimte blijven voor kwalitatief goede grotere instellingen.
Groot en goed
De relatief betere score van kleine instellingen lijkt te suggereren dat grote instellingen te weinig financiële middelen hebben. Dit beeld is echter te eenzijdig. De nadruk op vermaatschappelijking heeft als gevolg dat nieuwbouw meestal klein is. Deze gebouwen voldoen dus automatisch beter aan de hedendaagse kwaliteitseisen. Ook gebouwen ouder dan dertig jaar zijn door renovatie meestal beter dan de wat nieuwere.
In de sector gehandicaptenzorg moet dus vooral aandacht komen voor de wat jongere gebouwen. Nieuwe beleidskeuzes mogen niet tot gevolg hebben dat de oudere locaties worden verwaarloosd. Ook gehandicapten in grote instellingen hebben recht op goede sanitaire voorzieningen en een eigen, ruimere zit-/slaapkamer.
De financiële problemen van de overheid maken een spoedige verbetering van de situatie niet realistisch. Er moet echter wel wat gebeuren. De SGP wil dat de verantwoordelijke bewindslieden nu zo snel mogelijk om de tafel gaat zitten met het Cbz, de financiers van de zorg, de betrokken instellingen en de bewoners. De meest schrijnende gevallen moeten het eerst worden aangepakt. Uiterlijk over tien jaar moet de gehele sector de beschikking hebben over voorzieningen op het gewenste niveau.
Zo mogelijk natuurlijk eerder. Niet de beleidsmatige wensen, maar de wensen en mogelijkheden van de direct betrokkenen moeten een belangrijke rol spelen.Te vaak hebben instellingen te maken met knelpunten op onder meer het terrein van de ruimtelijke ordening. Nieuwbouw op bestaande of nieuwe locaties loopt hierdoor vaak vertraging op, terwijl de noodzakelijke aanpassingen worden uitgesteld. De directbetrokkenen moeten de mogelijkheid krijgen om de problemen creatief op te lossen. Vanuit de praktijk hebben zij de beste kennis van knelpunten en mogelijkheden. Die oplossingen mogen niet stuiten op bureaucratische regels. Ruimte voor creativiteit is niet voldoende, maar geeft directies van instellingen wel de noodzakelijke beslissingsvrijheid. Naast betrokkenheid van het personeel is dit een belangrijke voorwaarde voor een toekomstgerichte, kwalitatief goede gehandicaptenzorg.
De auteurs zijn respectievelijk voorzitter van de SGP-fractie in de Tweede Kamer en beleidsmedewerker.