Abraham zou voorzitter van de SGP zijn geweest
Ze waren er in elk kerkverband wel: ouderlingen met gezag. Dominees natuurlijk óók… Denk aan ds. L. G. C. Ledeboer, van wie bekend is dat kinderen op straat met hun spel stopten als ze deze prediker in de verte zagen aankomen in de straten van Benthuizen.
Nog zo’n voorbeeld: dominee Cornelis van den Oever, die zijn bijnaam ”de paus der kruisgezinden” niet te danken had aan een rol op de achtergrond. Of aan ouderling Leen Potappel in Stavenisse. De jeugd keek vol ontzag naar hem op als hij door het dorp wandelde. En zo zijn er meer voorbeelden te noemen. Interkerkelijk. Identificatiefiguren, mannen van wie wat uitging, zoals men dat dan noemt. Ze waren er zelf soms helemaal niet op uit, maar hadden nu eenmaal een plaats in het kerkelijk en ook wel in het maatschappelijk leven.
In de Hoeksche Waard waren ook twee van zulke ouderlingen. Aart van Bochove, die ”de oude Aart” werd genoemd, bedeeld als hij was met natuurlijk overwicht in het dorpsbestel van Nieuw-Beijerland. Markant, een geboren leider, die een stempel heeft gedrukt op de toen nog kleine gereformeerde gemeente in die plaats. Hij had een kruidenierszaak in het midden van het dorp. O wee, als er iemand langs de winkel liep die de zondag daarvoor de kerkdienst had verzuimd. Dan kon men maar beter een straatje om gaan, want Van Bochove sprak hem of haar er stevig op aan.
De andere ouderling woonde daar niet zo ver vandaan: Pleun Schelling uit Goudswaard. Wat gemoedelijker en ook wat zachtmoedig van karakter. Behalve als het om de waarheid ging. Dan was ook deze man onverzettelijk.
Ze gingen goed met elkaar om, deze beide ambtsdragers. Ondanks hun verschillen. Schelling zag bijvoorbeeld weinig heil in het doen van huisbezoeken. Van Bochove dacht daar heel anders over. Die zag huisbezoek als een „hartader van het kerkelijk leven.” Dat verschil stond hun nauwe omgang niet in de weg. Integendeel, er was innige vriendschap, bij God vandaan.
Ze kwamen weinig van hun dorp af. Tenzij er een kerkelijke of politieke vergadering was. Dan trokken ze samen op. Zoals ook die keer dat ze beiden een partijdag van de SGP zouden bezoeken. Ze zaten met elkaar in een coupé van de stoomtram. In druk gesprek gewikkeld over de SGP, over zaken die op de partijdag aan de orde zouden komen. Tegenover hen zat een Joodse koopman. Zijn hele uitstraling wees erop dat hij een zoon van het oude volk was. Die koopman hoorde de gesprekken aan. Met een stem vol verachting vroeg hij aan Schelling wat de SGP nu eigenlijk voor een partij was. Schelling boog zich minzaam naar voren en zei: „Meneer, die SGP, dat is een partij daar zou vader Abraham voorzitter van zijn geweest als hij nog leefde!” De Joodse koopman keek beschaamd voor zich uit en zei geen woord meer…
Wie weet, hebben orthodoxe Joden er vorige maand wel toe bijgedragen dat de oudste partij van Nederland een derde zetel mocht behalen, menselijkerwijs gesproken.