Tosca Menten: „Schrijven is mijn leven, het is hoe ik ben.”
Humor is voor haar een van de belangrijkste dingen. In een verhaal en in het leven. Tegelijk hecht Tosca Menten, auteur van het Kinderboekenweekgeschenk, eraan dat ze serieus genomen wordt, als mens en als schrijfster.
Een doorzonwoning in een onopvallende straat in Woerden. Kunststof stoelen in de voortuin, een briefje op de deur: „Kloppen graag, bel doet het niet.” Uit de brievenbus komt een oranje snoer naar buiten, dat naar een witte, elektrische auto loopt. ”Tosca Menten” staat er in vrolijk gekleurde letters op de wagen, naast verwijzingen naar de Kinderboekenweek en de serie ”Dummie de mummie”, Mentens bekendste kinderboeken.
Hier woont Tosca Menten (1961), auteur van het Kinderboekenweekgeschenk ”Het Akropolisgenootschap en de slag om bladzijde 37”. Speciaal daarvoor is de auto bestickerd. De schrijfster heeft hem in bruikleen van de CPNB, die de Kinderboekenweek organiseert.
Kunstacademie
Een groot schilderij met zonnebloemen boven de bank herinnert aan de tijd dat Menten nog iets heel anders deed dan schrijven. Ze volgde de kunstacademie in Amsterdam, waarna ze dertien jaar als docent tekenen en kunstgeschiedenis werkte.
Totdat ze in 1999 haar eerste kinderboek publiceerde en ontdekte dat ze schrijven nog leuker vindt dan tekenen en schilderen. Dit leidde ertoe dat de Woerdense zich inmiddels volledig aan het schrijverschap wijdt. Ze ziet het als een uiterst serieuze bezigheid, die een fulltimewerkweek in beslag neemt. „Schrijven is mijn leven, het is hoe ik ben. Ik ga er elke dag om een uur of vijf, zes uit om aan de slag te gaan. Een weekend heb ik niet, dan ga ik ook gewoon door.”
Van Mentens gezin –partner en drie kinderen, van wie de oudste het huis uit is– vraagt dat veel, zegt ze zelf. De periode rondom de Kinderboekenweek is nog eens extra hectisch. De agenda puilt uit. De schrijfster geeft interviews, is te gast in tv-programma’s en treedt op in theatervoorstellingen rond de Kinderboekenweek, hoewel ze hiervoor geen opleiding gevolgd heeft. „Een bekende vroeg me of ik eraan mee wilde werken en dat leek me wel wat. Ik zeg niet gauw nee, maar vind alles leuk.”
Visitekaartje
Behalve van werklust en enthousiasme bruist Menten ook van de ideeën. Op haar werkkamer staan zo’n veertig brievenbakjes vol met opzetjes voor verhalen. Chaotisch is ze ook. Gestructureerd aan een boek werken doet ze bijvoorbeeld niet. „Ik maak nooit een schrijfplan, maar laat het verhaal gewoon komen. Het gaat met mij op de loop. Dat heeft z’n nadelen. Voor het Kinderboekenweekgeschenk had ik bijvoorbeeld eerst veel te veel geschreven. Vervolgens moest ik een enorme hoeveelheid tekst schrappen. Maar het verhaal is daardoor wel sterk geworden, vind ik zelf. Ik ben er erg tevreden over. Met dit boekje wilde ik een visitekaartje afgeven en iets maken waar mensen om moeten lachen.”
Humor in haar boeken vindt Menten erg belangrijk. Tegelijk wil ze een bepaalde diepgang bereiken. „Mijn boeken gáán ergens over. Sommige kinderen pikken dat op, anderen niet. Dat is niet erg: ook zij hebben nog steeds een leuk verhaal om te lezen.
Ik vind het prettig als mensen om mij lachen. Ik maak graag grapjes, neem anderen op de hak. Als ik bijvoorbeeld op een feestje geweest ben, moet ik er niet aan denken dat de andere gasten na afloop zouden zeggen: Was Tosca er ook dan? Tegelijk wil ik wel serieus genomen worden. Ik merk wel eens dat mensen me vreemd vinden, zo van: Daar heb je die gekke Tosca Menten weer. Dat vind ik niet leuk.”
Ook als auteur wil Menten serieus genomen worden. „Als ik vertel dat ik kinderboeken maak, is de reactie wel eens: „Dat ga ik ook nog eens doen.” Dat vind ik belachelijk. Schrijven is mijn leven. Niet dat ik ermee wil koketteren, zo van: wat ben ik goed, maar ik vind wel dat duidelijk moet zijn dat het echt een heel lastige bezigheid is.”
Zware thema’s
Naast alle humor bevatten Mentens boeken ook onderwerpen die niet bij lolligheid lijken te passen, zoals verdriet, afscheid nemen en de dood. Menten: „Ik ga zware thema’s niet uit de weg, benoem de dingen gewoon zoals ze zijn. Overigens zoek ik die onderwerpen niet bewust op: mijn verhalen gaan als het ware zelf een bepaalde kant uit.”
Hoofdpersoon in de serie ”Dummie de mummie” is bijvoorbeeld de zoon van een farao die 4000 jaar geleden in Egypte is overleden en gemummificeerd. Tijdens een transport naar een Nederlands museum wordt de vrachtwagen waarin de mummie ligt door de bliksem getroffen, waarna de jongen tot leven komt en in een Nederlands gezin belandt. Ondanks dat hij ‘leeft’, praat, loopt, kijkt en lacht, is zijn lichaam nog steeds gemummificeerd, waardoor hij bijvoorbeeld niet kan eten en drinken en zijn ‘verband’ nooit af kan.
Menten heeft nog nooit gehoord dat lezers aanstoot zouden nemen aan dit soort boeken. „In bepaalde religieuze kringen hebben mensen er misschien moeite mee, maar ik kan me daar moeilijk in verplaatsen. Wel zijn de thema’s die ik beschrijf soms wrang. Maar kinderen kunnen dat wel hebben, ze zijn kort van emotie. Bovendien lopen ze weg met het karakter van Dummie: hij is lief, loyaal, durft veel. Ze moeten erg om hem lachen.”
Soms speelt de dood een rol in haar werk. „Ik probeer te laten zien dat iedereen anders denkt over dit onderwerp. Maar ik wil niet belerend zijn, niet vertellen hoe het in elkaar zit.” Tegelijk beschrijft ze dit thema met respect, vindt de schrijfster. Ter illustratie zoekt ze in een deeltje van ”Dummie de mummie” een gedeelte op waarin de hoofdpersonen in een museum staan. „Hier hebben ze het over de hemel, ze denken dat die misschien wel vol is. Ik heb dat zo verwoord omdat ik me probeer te verplaatsen in de gedachtewereld van een kind. Zó denkt een kind. Als het om passages als dit gaat, denk ik vaak heel lang na over hoe ik het op wil schrijven. Soms wel een dag.”