Nederlands begrotingstekort 2002 hoger vastgesteld
Het Nederlandse begrotingstekort over 2002 is volgens Europese berekeningen hoger uitgevallen dan in maart werd verwacht. Het cijfer is omhoog bijgesteld van 1,1 naar 1,6 procent van het bruto nationaal product, aldus het Europese statistisch bureau Eurostat maandag.
De bijstelling was nodig vanwege herziene gegevens van gemeenten en provincies. Nederland bleef in 2002, ondanks de aanpassing, binnen de grens van 3 procent begrotingstekort van het Europese stabiliteitspact.
Dat kan niet gezegd worden van Duitsland (3,5 procent tekort) of Frankrijk (3,1 procent tekort). De overschrijdingen, die in maart al voorzien waren, zorgen inmiddels voor felle discussies tussen de ministers van Financiën in Europa.
De grootste schuldenmaker van het voorgaande jaar, Portugal, is in 2002 wel binnen de limiet gebleven. Het tekort daalde van 4,2 naar 2,7 procent. „Maar we moeten zien of het zo blijft. We willen dat Portugal ook de komende jaren onder de grens blijft", reageerde de woordvoerder van eurocommissaris Solbes (monetaire zaken) voorzichtig.
Het meest florissant was de boekhouding van de Finse overheid: die had een overschot op de begroting van 4,2 procent. Ook Denemarken, Zweden, België, Luxemburg en Spanje hadden overschotten.
Van de twaalf eurolanden tezamen kwam het begrotingstekort gemiddeld uit op 2,2 procent, even hoog als het eerdere voorlopige cijfer.
Eurostat heeft ook naar de overheidsschulden in 2002 gekeken. Nederland blijkt relatief minder in het rood te staan dan gemiddeld in de eurolanden. De overheid heeft een schuld van 52,4 procent van het bruto nationaal product, tegen gemiddeld 69 procent in de eurolanden. Uitschieter in negatieve zin is Italië, waar de overheidsschuld 106,7 procent bedraagt. Een overheid die bijna geen schuld heeft, is Luxemburg: 5,7 procent.