Vrees
Jesaja 35:3
„Versterkt de slappe handen, en stelt de struikelende knieën vast.” Laat ik hen vermanen die sterk verlangen naar de Heere, en naar het gedenken van Zijn Naam aan het avondmaal, maar die beschroomd zijn, en door vrees overmand zich verre houden. Zo staat het met velen die, naar wij hopen, wel de Heere vrezen, en naar de stem van Zijn knecht horen; maar zij wandelen in de duisternis en hebben geen licht (Jesaja 50:10). Zij volgen Christus, maar zij volgen Hem bevende. Vraagt u aan hen waarom zij niet tot dit sacrament komen, dan zullen zij zeggen dat zij niet durven komen omdat zij het onwaardig zijn. Zij hebben geen geloof, geen troost in God, geen hoop op de hemel. Indien zij zouden komen, zouden zij zich een oordeel eten en drinken. Zij vinden bij zichzelf niet die vastheid van geest en vurigheid van vrome en godvruchtige gevoelens die naar hun mening er toch moeten zijn. Omdat zij niet kunnen komen zoals zij zouden willen, achten zij het beter weg te blijven. Wat gezegd is tot weerlegging en verschrikking van geveinsden en vermetele zondaren, passen zij ten onrechte op zichzelf toe. Zo wordt het hart van de rechtvaardige met treurigheid vervuld.
Dat behoefde toch niet zo te zijn. Ons is evenwel opgedragen om de slappe handen te versterken, en de struikelende knieën vast te stellen, om te zeggen de onbedachtzamen van hart: Wees sterk en vrees niet (Jesaja 35:4v).
Matthew Henry (1662-1714)
(”Aan Zijn tafel”)