Drones maken slachtoffers, maar niemand weet hoeveel
De inzet van drones door de Verenigde Staten voor geheime missies buiten conflictgebieden heeft veel meer negatieve gevolgen voor burgers dan wordt onderkend. Dat concluderen het Amerikaanse Center for Civilians in Conflict en de universiteit van Columbia in een zondag gepresenteerd rapport.
Aanvallen met onbemande vliegtuigen zijn de inzet van een oplaaiend publiek debat, met name in de Verenigde Staten. Daarbij gaat het vooral over de effectiviteit ervan en het risico op burgerslachtoffers.
Dat er burgerdoden vallen ontkent de regering-Obama niet, maar noch het Witte Huis noch de CIA en het JSOC (Joint Special Operations Command, onderdeel van het Amerikaanse leger, PA) –de organisaties die de geheime aanvallen uitvoeren– zijn erg adequaat als het gaat om het noemen van aantallen onschuldige slachtoffers.
Bovendien wijken de cijfers sterk af van aantallen die onafhankelijke organisaties voorrekenen. Regeringsvertegenwoordigers spreken van 20 tot 50 burgerdoden tussen 2001 en 2011. Maar het Bureau of Investigative Journalism stelt dat er tot september 2012 alleen al in Pakistan tussen de 2562 en 3325 dodelijke slachtoffers vielen als gevolg van aanvallen met drones, waarvan 474 tot 881 burgers.
Wie er gelijk heeft, is lastig te zeggen. De Amerikaanse regering, de CIA en het JSOC hebben in de aanvalsgebieden geen of nauwelijks troepen op de grond die het effect van de aanvallen kunnen rapporteren.
Daarnaast is volstrekt onduidelijk volgens welke criteria de VS bepalen of een slachtoffer burger of militant is. Verdacht gedrag kan al leiden tot een aanval, zonder dat de identiteit van de persoon bekend is, laat staan dat onomstotelijk is vastgesteld dat diegene daadwerkelijk kwaad in de zin heeft.
Zo werd het huis van Daud Khan uit Noord-Waziristan getroffen door een raket, afgevuurd door een drone, nadat talibanstrijders een dag eerder om eten kwamen vragen. „Ze bleven ongeveer een uur en gingen toen weg. De volgende dag werd ons huis getroffen. Mijn enige zoon, Khaliq (10), werd gedood. Ik zag zijn lichaam, totaal verbrand.”
Tegelijkertijd geldt dat onafhankelijke organisaties als het Bureau of Investigative Journalism hun informatie over burgerdoden vaak uit de derde hand krijgen, en hun cijfers dus evenmin het einde van alle tegenspraak zijn.
De impact van droneaanvallen gaat echter verder dan deze kille cijfers, stellen de onderzoekers. Hun belangrijkste boodschap is dat de aanvallen leiden tot allerlei neveneffecten, waar de Amerikaanse overheid nauwelijks aandacht voor heeft.
Als voorbeelden noemen de rapporteurs de wraakacties van militanten op mogelijke informanten, de psychologische effecten van de continue dreiging en de totaal onverwachte en onverklaarbare aanvallen, en de grote materiële en economische schade als gevolg van de raketinslagen. Zo moesten Daud Khan en zijn familie hun dorp verlaten omdat ze geen geld hadden om hun huis te herbouwen.
In ‘erkende’ conflictgebieden zoals Afghanistan krijgen burgers die schade lijden als gevolg van Amerikaanse militaire acties een vergoeding, bij geheime missies in Pakistan, Jemen en Somalië gaat dat echter niet op.
Daarnaast is er sprake van toegenomen geweld in Pakistan en Jemen door terroristische aanslagen sinds de start van het droneprogramma. Hoewel er geen officiële studie naar is gedaan, stellen de onderzoekers dat het zeer wel mogelijk is dat de inzet van drones leidt tot meer extremisme.
De CIA en het JSOC voeren –al dan niet samen– al sinds 2004 aanvallen met drones uit in Pakistan, en meer recent ook in Jemen en Somalië. Doelwit: strijders van al-Qaida en al-Shabaab. Soms met, maar vaak ook zonder toestemming van de betreffende landen. In 2012 steeg het aantal aanvallen sterk.
De missies zijn geheim, in tegenstelling tot de inzet van drones in bijvoorbeeld Afghanistan. Vermoedelijk zijn drones ook ingezet boven andere delen van Afrika en op de Filippijnen, maar daarover zwijgt het rapport omdat er vrijwel niets over bekend is.
Drones worden gezien als „de meest nauwkeurige en humane wapens in de historie van de oorlogsvoering”, zo schrijven de opstellers van het rapport. Maar nu de inzet van drones de norm lijkt te worden, zeggen ze te vrezen voor de gevolgen. „Verblind door de technologische beloften en de effectiviteit bij het doden van militanten, verzuimen de beleidsmakers harde vragen te stellen over het droneprogramma. Zouden andere tactieken niet geschikter zijn bij de aanpak van terrorisme? En is de uitbreiding van de aanvallen naar nieuwe locaties en tegen nieuwe groeperingen wel gerechtvaardigd?”
De onderzoekers roepen president Obama in het rapport op een task force in het leven te roepen die de inzet van drones voor geheime missies moet evalueren. Ook vragen ze de CIA en het JSOC om te erkennen dat ze drones inzetten buiten reguliere conflictgebieden, en om meer openheid van zaken te geven over de aanvallen en de gevolgen ervan.
Eerder vorige week, op 25 september, brachten de universiteiten van Stanford en New York een soortgelijk rapport naar buiten. Daarin wordt eveneens de conclusie getrokken dat de impact van drones op burgers over het hoofd wordt gezien, of zelfs wordt genegeerd.