Samenwerken rond Oost-Europa effectief
UTRECHT – De krachtenbundeling van verschillende Oost-Europaorganisaties kan de hulp aan de voormalige Oostbloklanden effectiever maken. Die stelling stond zaterdag centraal op de startconferentie van het Christelijk Platform Oost-Europa (CPOE).
Het recent opgerichte CPOE vormt een platform van diverse hulporganisaties voor Oost- Europa, zoals ProRomi, Hulp Oost-Europa (HOE), Kom over en help (KOEH), Dorcas en Help in Practice (HiP). Zo’n 120 belangstellenden bezochten de conferentie met als thema ”Verschuivende patronen, van hulp naar samenwerking en uitwisseling”.
Volgens dr. Henk Jochemsen, directeur van het platform voor ontwikkelingssamenwerking Prisma en adviseur van het CPOE, is de kracht van hulporganisaties vooral gelegen in de goede contacten met het maatschappelijk middenveld. Krachtenbundeling is noodzaak, naast een omschakeling van hulp naar ondersteuning, waarbij de ontvangers actief worden ingeschakeld.
Volgens Europarlementariër drs. B. Belder is de oprichting van het Christelijk Platform Oost-Europa een geweldig initiatief, niet alleen vanwege de bundeling van goede expertise, maar ook omdat een dergelijke organisatie kan leiden tot meer erkenning in Brussel.
Omdat de rechtsstaat in veel voormalige Oostbloklanden wordt bedreigd, zijn de christelijke hulpverleningsorganisaties uiterst belangrijk vanwege hun contacten met het maatschappelijk middenveld, aldus Belder.
De Europarlementariër zag kansen om vertegenwoordigers van het platform in contact te brengen met verantwoordelijke mensen in Brussel, om zodoende betere toegang te krijgen tot de beschikbare fondsen.
De Hongaarse Eszter Bogyo, directeur van het Ecumenical Diaconal Year Network (EDYN), gaf in haar lezing over ”Verborgen kosten van hulpverlening” voorbeelden van zowel positieve als negatieve effecten van hulp.
Met donatiegeld van Nederlandse christenen konden kerken en gemeenschapsruimten in Oost-Europa worden gebouwd of hersteld. Positief was ook de ontstane openheid in de wederzijdse contacten tussen westerse christenen en de Oost-Europese christenen die als verrijkend werden ervaren.
Negatief achtte Bogyo echter een vorm van hulpverlening die niet vraaggestuurd is, maar vooral vanuit de gedrevenheid van de donoren opkomt. Dat is in wezen slechte hulpverlening, net als hulp die gegeven wordt vanuit een dokter-patiëntverhouding. Bogyo stelde managementtrainingen en een focus op „sociaal ondernemerschap” voor, in plaats van het brengen van hulpgoederen.