Hmong-rebellen zetten Vietnamoorlog voort
De Vietnamoorlog eindigde officieel in 1975, maar voor de Hmong-rebellen in Laos gaat ze nog altijd door. Het bergvolk stond aan de kant van de verliezende partij, de Amerikanen, en voert nog steeds een strijd die niet te winnen valt.
De Hmong-rebellen doen zo nu en dan van zich spreken. In juni werden ze even wereldnieuws. De Belgische journalist Thierry Falise, de Franse fotograaf Vincent Reynaud en hun Laotiaans-Amerikaanse tolk Naw Karl Mua werden eind juni in Laos tot vijftien jaar gevangenisstraf veroordeeld, na eerder die maand te zijn gearresteerd in een dorp in het noorden van Laos waar Hmong-rebellen een dorpswachter zouden hebben doodgeschoten. Na veel ophef werden de drie weer vrijgelaten.
De Hmong-rebellen vestigden in juli opnieuw de aandacht op zich. Nadat een vijftal gewapende mannen een grenspost in het noordwesten van Laos had aangevallen en een 12-jarige jongen verwond, lieten de rebellen een verklaring uitgaan waarin zij een nieuwe „revolutie” tegen het communistische bewind in Vientiane aankondigden.
Sindsdien geven sympathisanten wekelijks communiqués uit waarin nieuwe wapenfeiten worden gemeld. Hoeveel waarde aan de bulletins moet worden gehecht, is onduidelijk. Tot dusver is de enige bevestigde aanval die van 12 juli op de grenspost, waarbij enkele belastingvrije winkels werden beschoten en de jongen gewond raakte.
De Hmong vochten ten tijde van de Vietnamoorlog aan Amerikaanse zijde, om te voorkomen dat de communistische Pathet Lao aan de macht zou komen. Het Laotiaanse leger toonde weinig enthousiasme voor de strijd, zodat de CIA de Hmong rekruteerde, een primitief maar gehard bergvolk.
Nadat de Amerikanen in 1975 uit Saigon vluchtten, vielen de hoofdsteden in Indochina één voor één ten prooi aan de communisten. Ruim 300.000 mensen ontvluchtten Laos, vooral Hmong. Velen gingen naar de Verenigde Staten. Anderen bleven achter en sommigen zetten de strijd voort.
Martin Stuart-Fox, een wetenschapper van de Australische University of Queensland, omschrijft de rebellen als hangend aan „het uiteinde van de staart van een opstand.” De beweging heeft „nauwelijks voldoende steun om te kunnen spreken van een volwaardige opstand”, zegt Stuart-Fox.
Tot dit jaar maakten maar weinig mensen zich druk over het lot van de Hmong. Alleen Hmong die naar het buitenland waren uitgeweken, hielden zich op de hoogte van wat er met hun familieleden in de geïsoleerde Laotiaanse bergen gebeurde. Wat naar buiten kwam, had niet zelden een hoog horrorgehalte. Er zouden zo’n 2000 tot 10.000 Hmong-rebellen actief zijn. Hun omstandigheden werden slechter en slechter, en velen waren voortdurend met gezin en al op de vlucht.
Eerder dit jaar kwam een einde aan het nieuwsvacuüm, grotendeels dankzij de inspanningen van Ed en Georgie Szendrey, een gepensioneerd echtpaar uit Californië dat in zijn woonplaats Oroville in contact kwam met de plaatselijke Hmong-gemeenschap. Het echtpaar vond dat de VS in het krijt stonden bij hun voormalige bondgenoten en richtte samen met Hmong-vluchtelingen een informatienetwerk en persbureau op, smokkelde satelliettelefoons en videocamera’s naar Laos en wist op die manier licht te werpen op wat er in Laos met de Hmong gebeurt.
Het bleek een triest verhaal. Veel volwassen Hmong zijn gehandicapt geraakt door oorlogvoering, ziekte en honger. Hun kinderen zijn er doorgaans niet veel beter aan toe. Twee journalisten van Time meldden eind vorig jaar dat de Hmong-gemeenschap sterk in aantal is gereduceerd en constant wordt belegerd door communistische strijdkrachten. Zij waren zelf niet getuige geweest van gevechten, maar schreven over miserabele leefomstandigheden en oorlogsslachtoffers.
Ook de Belgische en Franse journalisten Falise en Reynaud berichtten over de wanhoop van de Hmong. Zij zeiden dat veel Hmong nog altijd in afwachting zijn van de terugkeer van de Amerikanen.
Volgens mensenrechtenorganisaties is er sprake van een permanente slachtpartij onder de Hmong door regeringstroepen. Amnesty International waarschuwt dat „velen, zo niet allen het risico lopen van buitengerechtelijke executie door de Laotiaanse autoriteiten, die openlijk naar hen en andere soortgelijke groepen verwijzen als bandieten.” Amnesty-medewerker Daniel Alberman: „Op de Hmong-rebellen lijkt jacht te worden gemaakt als op wilde dieren.”