Onbevoegd
„Ja meneer, ik heb misschien wel wat noten op m’n zang, maar de kwestie is er ook naar. Kan ik morgenochtend om tien uur bij u langskomen om mijn zaak uit handen te geven?”
Zo komt er de volgende dag een stapel papier uit een plastic tas op het bureau van de deurwaarder terecht. Met vastberaden stem geeft de notenzanger er een toelichting op: „Ziet u, het spijt me, maar het betreft het garagebedrijf van uw broer. Ik heb daar laatst een auto gekocht. Glimmen in de showroom, doffe ellende op de weg. En nu wil ik mijn geld terug. Hier heb ik de berekening: ruim 26.000 euro. Ik verzoek u hem hiervoor te dagvaarden. Mensen als u zijn daarvoor alleen bevoegd. Om het effect te vergroten heb ik graag dat u de dagvaarding óf heel vroeg uitreikt óf laat in de avond. Gaat dat deze week nog lukken denkt u?”
De deurwaarder probeert zijn stijgende verbazing en ergernis te verbergen, en reageert resoluut: „Dat gaat in het geheel niet lukken, want de wet plaatst voor mij op deze zaak vier sloten. Ik zal ze u kort noemen, zonder de uitzonderingen.
Slot 1: Deurwaarders zijn in eigen incassozaken bevoegd tot maximaal 25.000 euro.
Slot 2: Vóór zeven uur ’s morgens of na acht uur ’s avonds mogen er geen ambtshandelingen worden verricht.
Slot 3: Mijn broer woont in een ander arrondissement, en daarvoor geldt niet mijn ministerieplicht. Die plicht wil zeggen dat ik mijn medewerking moet verlenen aan een handeling waartoe ik als deurwaarder alleen bevoegd ben. Maar dat geldt alleen in het arrondissement waarin mijn vestigingsplaats ligt. Daar buiten mág ik wel ambtshandelingen doen, maar het hoeft niet per se. En ten slotte: het betreft mijn broer, en u zult kunnen…”
De bezoeker valt hem echter in de rede: „Ik wil dat mijn zaak doortastend wordt behandeld, en daarom kom ik speciaal bij u. Een deurwaarder met zo’n achternaam is de man die ik zoek.”
Terwijl hij zijn notitieblok dichtklapt staat de deurwaarder op. „En dan nu het vierde slot. Inderdaad zijn alleen deurwaarders bevoegd om dagvaardingen en dergelijke uit te brengen. Maar gelukkig staat er in de Gerechtsdeurwaarderswet dat we onbevoegd zijn als het gaat om bijvoorbeeld de „bloed- of aanverwanten, in rechte lijn onbepaald en in de zijlijn tot en met de derde graad.” Bovendien –los van het feit dat bij mijn weten mijn broer op die manier geen zakendoet– wil ik u graag het volgende spreekwoord meegeven: „Met familie mag je drinken en eten, maar nooit rekenen en meten.”