Geestelijke luiheid
2 Kronieken 30:8b
„Geeft de Heere de hand en komt tot Zijn heiligdom.”
Laat mij een vermaning mogen richten tot hen wier voornemens wel goed zijn, terwijl ook hun levensgedrag onberispelijk is, maar hun begeerten zijn zwak en hun verlangens koel en onverschillig. Daarom blijven zij ver van het avondmaal. Zo is het met zeer velen gesteld. Zij zijn deugdzame mensen, maar zij missen genoegzame ijver en voldoende beslistheid om zich tot de dienst des Heeren te verbinden.
Zij kunnen geen geldige reden opgeven waarom zij niet tot het sacrament komen. Het moge zijn dat zij een akker of een juk ossen hebben gekocht, of dat zij zich altijd en alleen met deze wereld bemoeien en het zo te druk hebben, of ook dat zij wispelturig van aard zijn en hun gedachten niet rustig bij deze ernstige dingen kunnen houden. Dat maakt hen verdrietig, en zij hopen dat men hen daarom zal verontschuldigen als zij niet toetreden tot de heiligen dis.
De ware reden van hun weigering is echter dat zij lui en traag zijn en de dingen die zij moeten doen, verwaarlozen. Zij willen in hun hart niet met zorgen bezwaard zijn. Zij weten dat zorgen, naar hun aard, altijd het hart bezwaren. Zij willen zich niet verbinden tot die stiptheid en zorgvuldigheid en oplettendheid, waartoe dit sacrament hun verplicht. Zij willen blijven wat zij zijn, en streven niet naar hogere dingen.
Matthew Henry (1662-1714) (”Aan Zijn tafel”)