”Godsdienst is oorlog” is kreet die waar lijkt te zijn
Enkele dagen voor de verkiezingen sprak hij mij aan. Waar komt jouw rode stip te staan? vroeg hij. Het liet zich raden dat dat bij een van de christelijke partijen zou zijn. „Religie is oorlog”, was de reactie.
Wat is het moeilijk om buitenkerkelijke medemensen –en soms binnenkerkelijke– ervan te overtuigen dat de kreet ”godsdienst is oorlog” ten diepste niet waar is. Je hebt de schijn tegen. Wat zeg ik, de schijn? De werkelijkheid om ons heen en de geschiedenis van de achter ons liggende eeuwen lijken die stelling op overtuigende wijze te bevestigen en zij wordt door heel veel ongodsdienstige mensen gebruikt als alibi om zich ver te houden van alles wat met godsdienst en geloof te maken heeft. Godsdienst is altijd oorlog geweest, zeggen ze. Kijk je geschiedenisboeken er maar op na.
Aan de oorlogen uit het Oude Testament gaat men in de regel voorbij. Men zet meestal in bij de zeven kruistochten in de middeleeuwen tussen 1096 en 1291. Minder edele motieven als roofzucht en hang naar avontuur waren verweven met meer heilige drijfveren, zoals het verlangen om het heilige graf en andere gewijde plaatsen in Palestina aan de macht van de mohammedanen te onttrekken. Pausen committeerden zich met ridders die zich organiseerden in geestelijke orden als die van de tempeliers en johannieters en die voor deze heilige missies de stoottroepen leverden.
De culturele, religieuze en kerkelijke betekenis die deze moorddadige missies hadden, heffen in het denken van mensen de bloedige implicaties niet op. Godsdienst is oorlog, zegt de buurman uit de flat. Kijk maar naar alles wat in en rond Israël gebeurt, naar landen met andere grote wereldgodsdiensten, waarin fundamentalisten en liberalen elkaar op gruwelijke manier naar het leven staan. Waarop gaan al die afgrijselijke moordpartijen in het Midden-Oosten terug? En –zo vroeg de buurman die mij zo dikwijls op zaken van geloof en leven aanspreekt– „Hoe voelde u zich als protestant hier in Nederland toen u destijds dacht aan uw geloofsgenoten in Noord-Ierland? Als je zegt van Christus te zijn, ga je elkaar toch niet met fysiek geweld te lijf?”
In onze gewesten, in onze samenleving, is gelukkig geen oorlog rond het geloof met fysiek geweld of met inzet van moordwapens. De samenleving kent wettelijke regels en aan het Evangelie ontspringen normen die de diepste instincten en de laagste driften van mensen aan banden leggen. En –geloofd zij God– veel christenen hebben in de weg van geloof en bekering geleerd dat het geloof een stok is om op te leunen, en niet om mee te slaan.
Maar ook wij ontkomen niet altijd aan de schijn dat godsdienst oorlog is. Ga de praktijk in de brede kerkelijke verbanden, de interkerkelijke verhoudingen en de onderlinge verhoudingen binnen het kleine verband van sommige gemeenten maar eens na. Zijn in kerkelijke vergaderingen en in publicaties de tong en de pen –om het met vader Cats te zeggen– niet „het felste wapen dat ik ken?” Ook dat kan oorlog zijn, met andere middelen, maar soms niet minder dodelijk. Jaren geleden stond er in het Nederlands Dagblad een artikel onder te titel: ”Moeten we de secularisatie eigenlijk wel proberen op te lossen?”
Ik denk dat we eraan zouden kunnen bijdragen de secularisatie tot stilstand te brengen of terug te dringen, als we in de praktijk van het kerkelijk leven meer inhoud wisten te geven aan het gebod van Christus: „Houd vrede onder elkander.” En dat dan onder vermindering van de genadeloosheid waarmee de media het falen van Christus’ kerk soms naar buiten brengen. De impact daarvan wordt grotelijks onderschat.