Commentaar: Rapport over geloofsvrijheid noopt tot bezinning
Het Amerikaanse instituut Pew Research Center kwam deze week naar buiten met een onderzoek naar geloofsvrijheid in de wereld. De resultaten doen de ogen uitwrijven. Driekwart van de wereldburgers woont in een land waar de overheid strenge beperkingen aan geloofsuitingen oplegt en gelovigen vijandig worden bejegend.
Christenen hebben volgens Pew in 95 landen te kampen met aantasting van geloofsvrijheid door overheden of organisaties. In 77 landen gaat het vooral om vijandige bejegening door maatschappelijke groeperingen of individuen.
Vooropgesteld: het is altijd gevaarlijk om ongenuanceerd met de resultaten van dit soort brede onderzoeken om te gaan. Het is natuurlijk niet zo dat in al deze landen gelovigen met vervolging, of zelfs de dood, worden bedreigd. Beperking van geloofsuiting is immers een breed begrip. Zo constateren de onderzoekers bijvoorbeeld voor het eerst ook toename van religieuze intolerantie in de Verenigde Staten. Bedoeld wordt dan dat religieuze groeperingen moeilijker vergunningen kunnen krijgen voor de bouw van hun gebedshuizen.
Toch is er ook bepaald geen reden om de onderzoeksresultaten op relativerende wijze glad te strijken. Openlijk te mogen uitkomen voor je geloofsovertuiging en daaraan ook consequenties kunnen verbinden, is blijkbaar allerminst vanzelfsprekend.
Voor Nederlandse christenen is dit onderzoek allereerst een alarmbel om vooral waakzaam te zijn. Het kan zomaar zijn dat sluipenderwijs de ruimte voor geloofsuitingen wordt beperkt. Iets daarvan zien we bij vlagen ook in ons land. Het is niet meer vanzelfsprekend dat christenen die vanwege hun geloofsovertuiging aan bepaalde zaken niet willen meewerken, in alle opzichten kunnen blijven functioneren. De zogenoemde weigerambtenaar is een illustratief voorbeeld. Geloof is ook in ons land steeds meer een privézaak aan het worden.
Maar het onderzoek geeft ook aanleiding om dankbaar te zijn. De vrijheid die christenen in ons land op alle niveaus hebben om hun geloofsovertuiging uit te dragen, is voor honderden miljoenen mensen in deze wereld iets waarvan ze alleen maar kunnen dromen. Wijzen we alleen al op het christelijk onderwijs, de christelijke politieke partijen en de christelijke media die we in Nederland rijk zijn, dan zal alle lust tot klagen snel wegebben.
Als gereformeerde gezindte trekken we vaak –terecht!– als eerste aan de bel als bepaalde vrijheden dreigen te worden beperkt. Aan de andere kant doet onze toenemende interne verdeeldheid steeds meer afbreuk aan onze geloofwaardigheid. Wat dat be- treft zou, met dit alarmerende rapport op tafel, in reformatorische kring de blik naar binnen gericht moeten worden. Gebruiken ook wij de grote mate van vrijheid in geloofszaken niet te frequent om te polariseren? Gaat het in veel discussies niet veel vaker om eigen gelijk dan om de zaak van God?
Ook voor ons bestaat het gevaar de vrijheid –de geloofsvrijheid in dit geval– te gebruiken als oorzaak voor het vlees, zoals Paulus dat in de brief aan de Galaten noemt. Daarom zijn dringende oproep dit niet te doen, maar elkaar te dienen door de liefde.