SGP-leider Kees van der Staaij zit al ruim 14 jaar in de Kamer en begint nu weer aan een nieuwe termijn. Volgens hem moeten de nieuwelingen vooral proberen „dichtbij zichzelf” te blijven. „Als je een spelletje speelt of een verhaal vertelt waar je niet in gelooft, dan val je door de mand”, zegt hij.

Daarnaast is het oppassen geblazen voor de stapels papier, waar Kamerleden makkelijk in kunnen verdrinken. „Soms is één verhaal uit de praktijk meer waard dan drie proefschriften”, vindt Van der Staaij. Kamerleden moeten dan ook regelmatig het land in. „Niet alleen praten met de raad van hoofdcommissarissen, maar ook een dienst meedraaien in een politieauto”, geeft de SGP’er als voorbeeld.

SP-nestor Jan de Wit, net als Van der Staaij al 5239 dagen Kamerlid, denkt tevens dat werkbezoeken de nieuwe Kamerleden „een voorsprong zullen geven”. Hij waarschuwt tevens voor de grote aantallen dossiers: „Als je een grijze muis wilt worden, moet je vooral alleen in het papier duiken.”

Wat er speelt in de samenleving moet je serieus nemen, vindt De Wit. „En je moet altijd zorgen dat je weet waarom je in de Kamer zit: voor de mensen die je hebben gekozen.”

Volgens SP’er Harry van Bommel, ook al 14 jaar lid van de Kamer, is het belangrijk om een mentor te zoeken. Verder is het devies om het reglement van orde uit het hoofd te leren en de debatten terug te lezen op onderwerpen die de nieuwelingen in hun portefeuille krijgen. Op die manier zijn de nieuwkomers zo snel mogelijk ingewerkt, denkt hij.

Ook is het van belang om het speelveld in kaart te brengen, vindt Van Bommel. „Je moet kijken waar je bondgenoten hebt en waar tegenstanders.” Dat is niet alleen belangrijk in de Kamer maar ook daarbuiten, bijvoorbeeld bij denktanks, ministeries of lobbyisten. „Dat moet je actief doen. Niet wachten tot de mensen zich bij jou melden. Dat zijn er heel veel, maar meestal niet de belangrijksten. Als je al die mensen te woord staat, heb je het heel druk, maar kom je niet veel vooruit.”